Welke wijzigingen op vlak van BTW 2010 : de andere nieuwe formaliteiten

 

 

Inhoudsopgave


Welke wijzigingen op vlak van BTW  2010 : de andere nieuwe formaliteiten
.

Opgave intracommunautaire handelingen
.

Periodiciteit.

Jaarlijkse listing.

Toekenning BE-BTW-nummer.
Procedure.

Bijzondere BTW-aangifte.

Vrijgestelde belastingplichtige : dienst aan buitenlandse afnemer.

 


Voortaan moeten ook de intracommunautaire ‘diensten’ opgenomen worden in een intracommunautaire opgave.
Doel is, de afnemers van diensten te identificeren die in een andere lidstaat gevestigd zijn en er aldaar toe gehouden zijn de BTW te voldoen over de afgenomen diensten. Het gaat enkel om de diensten die moeten opgenomen worden in rooster 44 van de periodieke BTW-aangifte (verminderd met het bedrag van de negatieve verbeteringen met betrekking tot deze handelingen vermeld in rooster 48) (zie elders in deze nieuwsbrief).


Zoals geweten, wordt de ‘dienstenlisting’ geïntegreerd in de opgave van de intracommunautaire leveringen van goederen. Om de diensten en de goederen duidelijk te onderscheiden, moeten de diensten worden aangeduid met de code ‘S’ en de goederen met codes ‘L’ of ‘T’ (in het geval van partij B bij een driehoekstransactie.
Net zoals voor de periodieke BTW-aangifte, zal de opgave alleen nog via INTERVAT kunnen worden ingediend. De ‘geautomatiseerde’ opgave komt dus ook te vervallen. Wanneer een opgave toch nog op papier wordt ingediend, kan dit enkel via het officiële formulier.


Zoals dit het geval is met de BTW-aangifte, zal het nieuwe formulier vanaf 5 februari 2010 beschikbaar zijn. De opgave voor de maand januari kan dus niet vóór deze datum worden ingediend. “De intracommunautaire opgaven met betrekking tot vroegere periodes (laattijdig ingediend) moeten opgemaakt worden op het oude model indien ze ingediend worden vóór 5 februari 2010; met ingang van deze datum moeten ze evenwel op het nieuwe model opgemaakt worden. In dit laatste geval mogen de [nieuwe] codes ‘L’ en ‘S’ in geen geval gebruikt worden”.


Bij een papieren indiening moeten alle opgaven vanaf 5 februari 2010 opgemaakt worden op het nieuwe formulier. “Met ingang van deze datum zullen de opgaven opgemaakt op oude formulieren niet meer aanvaard worden door de Administratie en beschouwd worden als niet ingediend”. Ook in dit geval mogen de nieuwe codes ‘L’ en ‘S’ in geen geval gebruikt worden, wanneer een opgave wordt ingediend op een nieuw model, en zij nog betrekking heeft op een periode van vóór 1 januari 2010.


De opgave moet maandelijks ingediend worden indien de periodieke BTW-aangifte ook maandelijks wordt ingediend.


In de andere gevallen kan de opgave per kwartaal worden ingediend. Maar dit geldt slechts “voor zover per kwartaal het totaalbedrag van de vrijgestelde leveringen van goederen […] de drempel van 100.000 EUR niet overschreden heeft in de loop van elk van de vorige vier kalenderkwartalen”. Anders gezegd, wordt in één van de vier voorgaande kwartalen de drempel van 100.000 EUR voor intracommunautaire leveringen overschreden, dan moet worden overgestapt op een maandelijkse opgave. Opgelet : voor deze bijzondere drempel wordt ook al rekening gehouden met de vier kwartalen van 2009.


Neem het geval van een belastingplichtige die in het tweede kwartaal van 2009 intracommunautaire leveringen heeft verricht voor een bedrag van 105.000 EUR; in de andere kwartalen kwam het bedrag niet boven 100.000 EUR uit. Aangezien de drempel van 100.000 EUR overschreden werd in de loop van het tweede kwartaal van 2009, zal de belastingplichtige maandelijks een intracommunautaire opgave moeten indienen; de eerste voor de maand januari 2010, in te dienen uiterlijk tegen 20 februari 2010.


Bij overschrijding van de drempel na 1 januari 2010 moet in principe een maandelijkse opgave worden ingediend “vanaf de maand die volgt op deze waarin de overschrijding is gebeurd”. Maar “bij wijze van administratieve tolerantie, zal de belastingplichtige pas vanaf de eerste maand die volgt op het kwartaal waarin de overschrijding is gebeurd maandopgaven [moeten] indienen”.


Merk op dat deze drempel los staat van de nieuwe drempel inzake de BTW-aangifte (zie elders in deze brief). Wat de BTW-aangifte betreft, moet overgestapt worden op een maandaangifte, zodra de intracommunautaire leveringen op jaarbasis hoger zijn dan 400.000 EUR. De overstap moet gebeuren vanaf het volgende kwartaal. Voor de intracommunautaire opgave volstaat een overschrijding van 100.000 EUR gedurende één kwartaal. Wanneer het bedrag van de gerealiseerde intracommunautaire leveringen gedurende een kwartaal de drempel van 100.000 EUR overschrijdt, zonder dat de jaarlijkse drempel van 400.000 EUR overschreden wordt, zal de belastingplichtige dus een maandelijks opgave moeten combineren met een BTW-aangifte op kwartaalbasis.


Wie gehouden is tot het indienen van een kwartaalopgave kan kiezen voor een maandopgave. “Deze keuze geldt voor een periode van minstens 12 maanden”.


De maandelijkse opgave moet worden ingediend “tot wanneer de drempel niet overschreden werd gedurende 4 opeenvolgende kwartalen”.


De opgave moet in de nieuwe regeling worden ingediend, uiterlijk de 20e dag die volgt op de periode waarop zij betrekking heeft. Van enige administratieve tolerantie (zoals in de bestaande regeling) is geen sprake (meer);


Landbouwondernemers die vallen onder de bijzondere regeling voor landbouwondernemingen (art. 57 BTW-Wetboek; KB nr. 22) zullen de opgave ook moeten indienen indien zij diensten verrichten die in de lidstaat van de afnemer aan de BTW onderworpen zijn volgens de ‘B2B’-hoofdregel. Zoals vandaag moet de opgave slechts jaarlijks worden ingediend (op papier of elektronisch).


Zoals voor de BTW-aangifte en de intracommunautaire opgave, zal de indiening van de jaarlijkse lijst van de afnemersbelastingplichtigen voortaan enkel kunnen via INTERVAT. Een papieren aangifte kan enkel nog op het officiële formulier dat naar het scanningscentrum moet worden gestuurd.

Inhoudelijk verandert er niets. In de listing moet de belastingplichtige dus zijn klanten vermelden “die een Belgisch BTW-identificatienummer hebben of moeten hebben, en met wie hij handelingen verricht heeft voor een totaalbedrag (exclusief BTW) van meer dan 250,00 EUR”. Belastingplichtige klanten “die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van het BTW-Wetboek van de belasting zijn vrijgesteld maar die [wel] over een BE-nummer beschikken” (cf. hierna), moeten niet worden vermeld.


De vrijgestelde handelingen van gemengde of gedeeltelijke belastingplichtigen die voortaan in rooster 00 van de periodieke BTW-aangifte moeten worden aangegeven (zie elders in deze nieuwsbrief), “worden niet beoogd door de jaarlijkse lijst en moeten er derhalve niet in opgenomen worden”. Hetzelfde geldt voor de handelingen verricht tussen twee leden van dezelfde BTW-eenheid die plaatsvinden in België en die van de BTW zouden zijn vrijgesteld bij toepassing van artikel 44 van het BTW-Wetboek indien ze werden verricht buiten de BTW-eenheid.


Indien een ‘nihil-listing’ moet worden ingediend, kan de belastingplichtige ermee volstaan om het nieuwe Kader VIII van de periodieke BTW-aangifte in te vullen (zie elders in deze nieuwsbrief).


Vanaf 1 januari 2010 zullen bepaalde categorieën van belastingplichtigen die (nog) geen BE-BTW-nummer hebben, verplicht zijn een BE-BTW-nummer aan te vragen, wanneer zij schuldenaar worden van de Belgische BTW over de diensten die vallen onder de ‘B2B’-hoofdregel. Het gaat in het bijzonder om :


* de belastingplichtigen die uitsluitend handelingen verrichten die vrijgesteld zijn onder art. 44 van het BTW-Wetboek en die geen enkel recht op aftrek verlenen;


* de belastingplichtigen die vallen onder de regeling van de kleine ondernemingen (art. 56, § 2 BTW-Wetboek);


* de niet-belastingplichtige rechtspersonen die over een BTW-nummer moeten beschikken louter voor het aangeven van hun intracommunautaire verwervingen (bij overschrijding van de drempel van 11.200 EUR).


De dienstverrichter zal ten aanzien van deze afnemers (met BE-BTW-nummer) een factuur uitreiken zonder aanrekening van BTW (die door deze afnemers zelf moet worden voldaan), en zal hen vervolgens opnemen in zijn opgaven van intracommunautaire handelingen (waardoor de lidstaat van de afnemer te weten komt dat hij de BTW zelf moet voldoen). De controle op het voldoen van de BTW wordt daardoor een stuk eenvoudiger.


Stel dat een Belgische school een softwarelicentie aankoopt bij een Nederlandse softwareontwikkelaar. De school is een ‘vrijgestelde’ belastingplichtige. Onder toepassing van de bestaande regels wordt de dienst geacht plaats te vinden in het land van de afnemer (huidig art. 21, § 3, 7°, a) BTW-Wetboek). De regel geldt vandaag, ongeacht of de school een BTW-identificatienummer opgeeft aan de Nederlandse onderneming. Het feit dat de school een (vrijgestelde) belastingplichtige is, is voor de Nederlandse onderneming voldoende om geen Nederlandse BTW aan te rekenen. In principe moet de school voor de gekochte licentie een bijzondere BTW-aangifte indienen en vervolgens de Belgische BTW voldoen. Maar indien de school dit nalaat, is het voor de Belgische BTW-Administratie bijzonder moeilijk om dit na te gaan.


Vanaf 1 januari 2010 wordt dit anders. Ook dan zal het verlenen van de licentie geacht worden plaats te vinden in het land van de afnemer, maar nu op grond van de nieuwe ‘B2B’-hoofdregel. Maar deze regel is alleen van toepassing voor zover de afnemer een belastingplichtige is die als zodanig handelt. Is dat niet het geval, dan geldt de ‘B2C’-hoofdregel. Onder toepassing van deze laatste regel is de BTW van het land van de dienstverrichter van toepassing. Hoe kan de Nederlandse onderneming nagaan of de school een ‘belastingplichtige’ (‘B’) of een ‘consument’ (‘C’) is ?


Vanaf 1 januari 2010 is dit via het BTW-nummer van de afnemer. De school in het voorbeeld is vanaf begin volgend jaar verplicht een BE-BTW-nummer aan te vragen, zodat ze dit nummer kan meedelen aan de Nederlandse softwareleverancier. De school zal aldus ‘geïdentificeerd’ zijn voor de toepassing van de BTW. De school zal dan ook in de intracommunautaire opgave komen van de Nederlandse firma. Zo kan de Nederlandse onderneming de factuur uitreiken zonder aanrekening van Nederlandse BTW. Omgekeerd, indien de school nalaat een BE-BTW-nummer aan te vragen, kan de Nederlandse onderneming alleen maar tot de conclusie komen dat de school een ‘niet-belastingplichtige’ is, of nog, een belastingplichtige die niet ‘als zodanig’ optreedt.


Bij deze vaststelling zal Nederlandse BTW moeten worden aangerekend overeenkomstig de ‘B2C’-hoofdregel. Met als gevolg dat de school ofwel Belgische BTW zal moeten betalen (bij de toepassing van de ‘B2B’-hoofdregel), dan wel geconfronteerd zal worden met 19 % Nederlandse BTW.


Opgelet evenwel. Dit laatste betekent niet, dat de school in het voorbeeld een keuzemogelijkheid heeft. In de gegeven omstandigheden is zij verplicht een BE-BTW-nummer aan te vragen en mee te delen. Doet zij dit niet, dan gaat zij in de fout, met alle gevolgen van dien.


Zodra zij buitenlandse diensten ontvangen waarvoor zij de BTW moeten voldoen, moeten de betrokken belastingplichtigen een BE-BTW-nummer aanvragen via het formulier 604A (“Aangifte van aanvang van werkzaamheid”). Het uitvoerings-KB nr. 10 zal hiertoe worden aangepast. De betrokkene moet dit formulier bij het BTW-kantoor indienen “vóór de datum waarop de belasting op zijn eerste handeling, waarvoor de toekenning van een BTW-identificatienummer noodzakelijk is, opeisbaar wordt”.


Wanneer de belastingplichtige stopt met zijn economische activiteit, moet hij, per analogie, de Administratie hierover inlichten door de indiening van het formulier 604C (“Aangifte van stopzetting”).


De BTW-nummers (zonder ‘BE’) die vandaag reeds zijn toegekend aan de bedoelde belastingplichtigen voor de voldoening van de BTW (bv. bij de afname van diensten bedoeld in art. 21, § 3, 7° BTW-Wetboek, waarvoor ze de BTW moeten voldoen), zullen automatisch worden omgezet in een ‘volwaardig’ BE-BTW-nummer. “De betrokken belastingplichtigen hoeven in dit opzicht geen enkele actie te ondernemen ten opzichte van de Administratie”. Hetzelfde geldt voor het ‘administratieve’ nummer van kleine ondernemingen; dit zal ook automatisch worden omgezet in een BE-BTW-nummer.


De geldigheidsduur van dit BTW-nummer is in principe niet beperkt in tijd.


Deze belastingplichtigen zullen voortaan ook hun BE-BTW-nummer moeten meedelen aan de dienstverrichter, “wanneer ze schuldenaar zijn van de belasting in België” (nieuw art. 53quater BTW-Wetboek). “In de mate dat het BTW-identificatienummer, dat de letters BE bevat, moet worden medegedeeld (…), dient dit nummer te worden vermeld op de contracten, facturen, bestelbons, verzendnota’s en andere documenten met betrekking tot de economische activiteit van de belastingplichtige”.


De nieuwe regels veranderen verder niets aan de regeling voor de voldoening van Belgische BTW op intracommunautaire verwervingen. Met andere woorden, hoewel ze voortaan beschikken over een BE-BTW-nummer, zijn de betrokken belastingplichtigen niet verplicht om Belgische BTW te voldoen op de intracommunautaire verwerving zolang ze de drempel van 11.200 EUR per jaar niet overschrijden. Let wel, ze worden wel geacht te opteren om al hun intracommunautaire verwervingen te onderwerpen aan Belgische BTW wanneer ze hun BE-BTW-nummer meedelen aan de leverancier (nieuw art. 25ter, § 1, tweede lid, 2° in fine BTW-Wetboek).


Vrijgestelde belastingplichtigen die de BTW op de intracommunautaire diensten moeten voldoen, zullen, zoals vandaag, een bijzondere BTW-aangifte moeten indienen (zie bijlage 3 bij het uitvoerings-KB nr. 1). Het feit dat zij voortaan een BE-BTW-nummer hebben, verandert hier niets aan.


Het formulier van de bijzondere BTW-aangifte wijzigt niet, en zal, zoals nu, ook nog per kwartaal op papier moeten worden ingediend. Wanneer geen handelingen worden verricht die in de bijzondere aangifte moeten worden aangegeven, moet geen nihil-aangifte worden ingediend.

Vrijgestelde belastingplichtige : dienst aan buitenlandse afnemer


Een bijzonder geval is dat van een Belgische belastingplichtige die enkel handelingen verricht die vrijgesteld zijn volgens art. 44 van het BTW-Wetboek, en die een dienst verricht voor een afnemer in een andere lidstaat, waarbij de dienst in deze lidstaat niet vrijgesteld is. Het meest typische geval is dat van een Belgische advocaat (art. 44, § 2, 1° BTW-Wetboek). Als de dienst in zijn lidstaat niet vrijgesteld is (wat voor diensten van advocaten in het merendeel van de lidstaten het geval is), moet de afnemer de BTW voldoen.


Ook in dit geval moet de vrijgestelde belastingplichtige een BE-BTW-nummer aanvragen (nieuw art. 50, § 1, 5° BTW-Wetboek). Bovendien zal hij het totale bedrag van dergelijke diensten die effectief worden belast in de lidstaat van de afnemer, moeten opnemen in een opgave van de intracommunautaire handelingen. Deze opgave moet per kalenderkwartaal worden ingediend, op papier of elektronisch.