BTW-Aftrek auto’s Forfait van 35% voor iedereen

 

 

Ooit leek het simpel. De BTW-aftrek voor personenauto’s was uniform beperkt tot 50%. Maar in 2011 werd die regel vervangen door een aftrek in verhouding tot het effectieve beroepsgebruik (met 50% nog altijd als plafond). De vrees leefde dat dat tot onwerkbare toestanden zou leiden. Want er scheen niets anders op te zitten dan voor elke auto en voor elke rit nauwkeurig bij te houden hoeveel kilometers er beroepsmatig en hoeveel privé afgelegd worden. 

 

Gelukkig zag ook de fiscus in dat zoiets in de meeste gevallen onbegonnen werk zou zijn. Daarom kondigde hij eind 2012 aan dat hij drie methodes zou toelaten om het beroepsgebruik van een auto te bepalen. Wie gedetailleerd elke kilometer wil bijhouden in een logboek om het effectieve beroepsgebruik te kunnen berekenen, is natuurlijk vrij om daarvoor te kiezen. Maar de fiscus laat ook twee forfaitaire methodes toe. 

 

Een eerste forfaitaire methode bestaat in een formule waarin de afstand van de woonplaats tot het werk voorkomt (woon-werkverkeer geldt als een privéverplaatsing) en een forfaitair aantal kilometers voor “ander” privégebruik. 

 

En dan is er ook nog een methode waarvoor geen enkele berekening en geen enkele formule nodig is: een algemeen forfait van 35%. 

 

Geen vier auto’s meer nodig 

 

Die laatste methode mocht echter niet door iedereen gebruikt worden. Ze was voorbehouden aan ondernemingen met een wagenpark van minstens vier (gemengd gebruikte) auto’s of lichte vrachtwagens. 

 

Precies die laatste beperking valt nu weg. Het algemeen forfait van 35% staat voortaan open voor iedereen. Er blijft wel een voorwaarde: wie kiest voor die forfaitaire methode, zit eraan vast voor vier jaar, en ook voor heel het wagenpark. Men kan dus niet het forfait toepassen op de auto’s die weinig beroepskilometers afleggen en tegelijk de methode volgens het logboek (rittenadministratie) of de formule hanteren voor de auto’s die wel veel beroepsmatig gebruikt worden. 

 

Lichte vrachtwagens: 85% 

 

Maar er is nog meer goed nieuws. Er komt namelijk een tweede algemeen forfait, speciaal voor lichte vrachtwagens. Daarvoor mag een algemeen aftrekpercentage van 85% toegepast worden (voor lichte vrachtwagens is er geen aftrekbeperking tot 50% zoals voor personenwagens). 

 

En de fiscus staat toe dat men die lichte vrachtwagens beschouwt als een aparte categorie binnen het bedrijfswagenpark. Men zit dus niet vast aan een aftrek van 35% voor de lichte vrachtwagens gewoon omdat men voor de personenwagens van het bedrijf het algemeen forfait wil gebruiken. 

 

De fiscus stelt wel een voorwaarde. Het algemeen forfait van 85% voor lichte vrachtwagens is alleen toegelaten voor de exemplaren die “overwegend” beroepsmatig gebruikt worden. Daarvoor worden enkele indicatoren gesuggereerd. Zo moet het type auto bij de activiteit van de BTW-plichtige passen (bv. een pick-up die het werfmateriaal van een aannemer vervoert) en moet ook de functie van de gebruiker op overwegend beroepsgebruik wijzen (bv. een werfinspecteur van diezelfde aannemer maar niet zijn kantoorbediende). Als het beroepsgebruik niet overweegt, valt men terug op het forfait van 35%. Die laatste voertuigen vormen dan een afzonderlijke categorie binnen het wagenpark. Een onderneming kan dus tegelijk het forfait van 35% en van 85% toepassen op haar vloot lichte vrachtwagens. 

 

Aan de andere kant hoeft voortaan geen rekening meer gehouden te worden met “occasioneel” of “onbeduidend” privégebruik. Als een lichte vrachtwagen maar heel uitzonderlijk of toevallig privé gebruikt wordt, gaat het recht op volledige aftrek niet verloren. 

 

Versoepeling met terugwerkende kracht 

 

De veralgemening van het forfait van 35% en het nieuwe forfait voor lichte vrachtwagens mogen van de fiscus retroactief toegepast worden vanaf 1 januari 2012.