BTW EENHEID MOGELIJK VANAF 1 APRIL 2007

 

De fundamentele wijziging in de BTW-regelgeving van de mogelijkheid tot het oprichten van een BTW-eenheid, houdt in dat BTW-plichtigen die aan bepaalde verbondenheidscriteria voldoen, ervoor kunnen kiezen om een dergelijke BTW-eenheid te vormen. Vanaf 1 april 2007 kan men een verzoek indienen om een BTW-eenheid op te richten, die dan ten vroegste vanaf 1 juni 2007 als BTW-plichtige zal kunnen worden aangemerkt. Dat heeft dan tot gevolg dat voor de groep van BTW-plichtigen slechts één BTW-aangifte moet worden ingediend. Nog belangrijker is dat over de handelingen tussen de leden van de groep onderling geen BTW meer aangerekend moet worden aangezien handelingen tussen de groepsleden buiten de toepassingssfeer van het BTW-wetboek worden gesteld.

Bovendien moeten de leden van een BTW-eenheid slechts één gezamenlijke BTW-aangifte indienen in plaats van elk een afzonderlijke aangifte. Dat houdt onder meer in dat zowel de BTW-schulden als de BTW-tegoeden op de Schatkist van alle leden samen in dezelfde aangifte worden opgenomen. Zo wordt ook vermeden dat bepaalde leden grote sommen aan BTW al moeten betalen terwijl andere leden van de groep nog moeten wachten op teruggaven van BTW.

Wetgeving

Huidig artikel 4, § 2 van het BTW-Wetboek stelt dat de Koning “de in België gevestigde personen die juridisch gezien wel zelfstandig zijn, doch financieel, economisch en organisatorisch nauw met elkaar verbonden zijn, voor de toepassing van het wetboek als één belastingplichtige kan aanmerken”.

Van deze mogelijkheid is gebruik gemaakt om te bepalen onder welke voorwaarden BTW-plichtigen ervoor kunnen kiezen om een BTW-eenheid te vormen.

Keuzestelsel

Het stelsel van de BTW-eenheid is in principe een optioneel stelsel. Zijn de verbondenheidscriteria vervuld, dan kunnen BTW-plichtigen ervoor kiezen om een BTW-eenheid te vormen.

BTW-plichtigen die aan een bepaald criterium inzake rechtstreekse verbondenheid voldoen (zie hieronder), moeten in principe verplicht opgenomen worden in de eenheid. Heeft men nergens zo’n verbondenheid, dan is men vrij om groepsleden al dan niet op te nemen in de BTW-eenheid.

Wie kan een BTW-eenheid vormen?

Alleen in België gevestigde BTW-plichtigen in de zin van artikel 4, § 1 van het BTW-wetboek kunnen deel uitmaken van de BTW-eenheid. De leden moeten dus handelingen stellen in de uitoefening van een economische activiteit. Of die handelingen effectief aan BTW zijn onderworpen, dan wel ervan worden vrijgesteld, speelt echter geen rol.

De onderneming dient effectief in België in gevestigd te zijn. Komen dus wel in aanmerking normale Belgische BTW-plichtigen en Belgische vaste inrichtingen van buitenlandse ondernemingen.

Criteria inzake verbondenheid

De BTW-plichtigen die aan de criteria hierboven voldoen, kunnen een BTW-eenheid vormen voor zover ze op zowel financieel, economisch als organisatorisch vlak nauw verbonden zijn.

BTW-plichtigen zijn in ieder geval op financieel vlak verbonden indien er een rechtstreekse of onrechtstreekse controleverhouding bestaat in rechte of in feite. Hiervoor dient gekeken te worden naar de omschrijving van deze begrippen in het Wetboek van Vennootschappen.

Betreft het andere personen dan rechtspersonen waarvan het kapitaal vertegenwoordigd is door aandelen, is er in ieder geval financiële verbondenheid indien de meerderheid van de activa die de BTW-plichtigen hebben ingezet voor de behoeften van hun economische activiteit, rechtstreeks of onrechtstreeks toebehoren aan dezelfde persoon.

Van economische verbondenheid is in ieder geval sprake indien:

·                                 de voornaamste werkzaamheid van ieder van de leden van een groep van dezelfde aard is, of
de werkzaamheden van de leden van een groep elkaar aanvullen of beïnvloeden, of kaderen in het nastreven van een gezamenlijk economisch doel, of

·                                 de werkzaamheid van de ene belastingplichtige geheel of gedeeltelijk wordt uitgeoefend ten behoeve van de anderen.

Aan de eis van organisatorische verbondenheid ten slotte is in ieder geval voldaan indien:

·                                 de leden van een groep in rechte of in feite rechtstreeks of onrechtstreeks onder een gemeenschappelijke leiding staan, of

·                                 de leden van een groep hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk in gemeenschappelijk overleg organiseren, of

·                                 de leden van een groep in rechte of in feite rechtstreeks of onrechtstreeks onder de controlebevoegdheid staan van één persoon.

Die voorbeelden van verbondenheid zullen in het K.B. worden opgenomen. Maar ook in andere gevallen dan die die het K.B. opsomt, kan aan de verbondenheidscriteria zijn voldaan en kan een BTW-eenheid worden opgericht. Daarvoor moet men dan wel de goedkeuring krijgen van de BTW-Administratie. Als men onder de voorbeelden valt die opgesomd staan in het K.B., is een goedkeuring niet nodig.

Als er tussen de «topvennootschap» binnen de BTW-eenheid en de andere BTW-plichtigen die er rechtstreeks van afhangen, een deelneming van minstens 50 % bestaat, moeten, als men kiest voor de oprichting van een BTW-eenheid, alle BTW-plichtigen waarmee die minimum deelnemingsverhouding bestaat, opgenomen worden in de BTW-eenheid. Men kan echter in het verzoek tot oprichting van of toetreding tot een BTW-eenheid (zie hieronder) motiveren waarom een BTW-plichtige met wie de minimum deelnemingsverhouding wel bestaat, toch niet moet worden opgenomen in de BTW-eenheid. Dat kan het geval zijn als er geen enkele verbondenheid op economisch of organisatorisch vlak aanwezig is. De fiscus zal in elk geval een beoordelingsbevoegdheid hebben over de redenen tot uitsluiting.