DE VERLAAGDE TARIEVEN IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING

 

Het artikel dat de verlaagde tarieven in de vennootschapsbelasting voorbehoudt aan de vennootschappen die zouden moeten doorgaan voor KMO-vennootschappen, is recentelijk enkele malen gewijzigd en aangepast geweest. We zetten alle voorwaarden uit artikel 215 W.I.B. 1992 eens op een rijtje.

Een overzicht van de verschillende tarieven in de vennootschapsbelasting:

Normaal tarief: 33 procent

Verlaagde tarieven:

·                                 op de schijf van 0 tot 25.000 euro winst: 24,25 procent

·                                 op de schijf van 25.000 tot 90.000 euro winst: 31 procent

·                                 op de schijf van 90.000 tot 322.500 euro winst: 34,5 procent

Alle vernoemde tarieven zijn nog te verhogen met 3 procent aanvullende crisisbijdrage.

Het stelstel van de verlaagde tarieven is slechts van toepassing indien cumulatief aan zes voorwaarden is voldaan:

  1. het belastbaar inkomen is niet groter dan 322.500 euro
  2. de vennootschap mag geen aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 procent van ofwel het gerevaloriseerd gestort kapitaal, ofwel het gestort kapitaal vermeerderd met de belaste reserves en de geboekte herwaarderingsmeerwaarden
  3. de aandelen van de vennootschap moeten voor minstens de helft in het bezit zijn van natuurlijke personen
  4. de dividenduitkering mag niet hoger zijn dan 13 procent van het gestort kapitaal
  5. er moet minstens aan één bedrijfsleider een bezoldiging worden uitgekeerd die minstens gelijk is aan het belastbaar inkomen of gelijk is aan 27.000 euro (indien het belastbaar inkomen hoger is dan 27.000 euro)
  6. de vennootschap mag geen deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort

Enige toelichting bij de verschillende voorwaarden:

Voorwaarde 1: hoogte van het belastbaar inkomen

Een mogelijke toepassing van de verlaagde tarieven is enkel relevant wanneer het belastbaar resultaat lager is dan 322.500 euro.

Met het belastbaar resultaat wordt de winst bedoeld na de zesde bewerking, dit is na verrekening van de niet-belastbare bestanddelen van de derde bewerking, de definitief belaste inkomsten, de vrijgestelde roerende inkomsten, de vorige verliezen en de investeringsaftrek.

Voorwaarde 2: aandelenbezit 

Hiermee heeft de wetgever de financiële vennootschappen willen uitsluiten van het verminderd tarief.  Volledigheidshalve wordt gemeld dat deze voorwaarde niet geldt voor de coöperatieve vennootschappen die erkend zijn de Nationale Raad voor de Coöperatie.

Het wetboek definieert een financiële vennootschap als een vennootschap die aandelen bezit waarvan de beleggingwaarde meer bedraagt dan 50 procent hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestort kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. Met de hoogste van beide grenzen moet rekening gehouden bij het evalueren van de 50 procent grens. Belangrijk is dat deze criteria worden beoordeeld op balansdatum (dus per einde boekjaar).

Wat wordt er bedoeld met aandelen en wat verstaat de wetgever onder het begrip beleggingswaarde?

Met aandelen worden niet alleen de financiële vaste activa bedoeld maar ook de geldbeleggingen. Ook de tijdens het boekjaar verworven aandelen worden bedoeld.  Enkel de participaties die minstens 75 procent vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de onderliggende (dochter-)vennootschap, vormen een uitzondering op deze regels.

Onder beleggingswaarde verstaat de Administratie de oorspronkelijke aanschaffingsprijs.

Voorwaarde 3: rechtstreekse controle door natuurlijke personen

Vennootschappen die niet zijn erkend door de Nationale Raad voor de Coöperatie zijn uitgesloten van het verminderd tarief wanneer de aandelen die haar maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor minstens de helft in het bezit zijn van één of meerdere andere vennootschappen.  Dus ook een 50-50 verhouding ( 50 procent in handen van natuurlijke personen en 50 procent in handen van rechtspersonen) geeft aanleiding tot het algemeen tarief.

Het aandelenbezit dient enkel geëvalueerd te worden op de datum van afsluiting van het boekjaar.

In zijn antwoord op de parlementaire vraag van Volksvertegenwoordiger Ansoms (dd. 15.07.1983) verduidelijkt de Minister van Financiën dat enkel rekening moet gehouden met deelnemingen in volle en in blote eigendom.  Het is geen probleem indien een vennootschap het vruchtgebruik bezit op meer dan 50 procent van de aandelen.

Tevens moet er geen rekening gehouden worden met aandelen die worden aangehouden door rechtspersonen die onderworpen zijn aan het stelsel van de rechtspersonenbelasting, of van verenigingen die geen rechtspersoonlijkheid naar Belgisch of buitenlands privaat- of publiekrecht bezitten.

Voorwaarde 4: grootte van de dividenduitkering

Een vennootschap die dividenden uitkeert die groter zijn dan 13 procent van het gestort kapitaal, komt niet in aanmerking voor het stelsel van de verlaagde tarieven. Het is het gestort kapitaal bij het begin van het belastbaar tijdperk dat telt.  Correcties op de volstorting naar het jaareinde toe, zijn irrelevant.

Het gestort kapitaal is het gedeelte van het maatschappelijk kapitaal dat werkelijk is gestort (in zover geen verminderingen of terugbetalingen gebeurd zijn), vermeerderd met de uitgiftepremies. Deze definiëring is niet zonder belang.

Veronderstel een vennootschap met een maatschappelijk kapitaal van 1.000.000 euro, als volgt samengesteld:

inbreng in natura bij de oprichting
incorporatie van reserves
kapitaalverhoging in contanten

totaal

550.000 euro
300.000 euro
150.000 euro
—————
1.000.000 euro

Er wordt een dividend uitgekeerd van 125.000 euro.

Op het eerste zicht is er geen probleem want de dividenduitkering is kleiner dan 13 procent van het maatschappelijk kapitaal.  Maar na controle van de samenstelling van het kapitaal blijkt het tegendeel.  Het gestort kapitaal bedraagt slechts 700.000 euro (zijnde 550.000 + 150.000).  In vergelijking met het gestort kapitaal bedraagt de dividenduitkering met andere woorden 17,85 procent.  Geen toepassing dus van de verlaagde tarieven.

Hoedt u ook voor een herkwalificatie van intresten in dividenden (art. 18, 1e lid, 3° W.I.B.1992).  Voor u het beseft, bent u de opgelegde grens van 13 procent gepasseerd.

Voorwaarde 5: de zogenaamde “één miljoen”- regel

Als het belastbaar inkomen (dit is de winst na de zesde bewerking) groter of gelijk is aan 27.000 euro, moet er aan minstens één bedrijfsleider een bezoldiging worden uitgekeerd van minstens 27.000 euro.  Is het belastbaar inkomen kleiner dan 27.000 euro, dan dient de bezoldiging aan één bedrijfsleider minstens het belastbaar inkomen te bedragen.

Voor de toetsing van bovenstaande regel mag de bezoldiging die wordt uitgekeerd aan verschillende bedrijfsleiders niet worden gecumuleerd.  De uitkering moet wel degelijk belast worden in hoofde van één bedrijfsleider.

Onder bezoldiging of uitkering moet worden verstaan:

·                                 de bruto-bezoldiging

·                                 vermeerderd met de voordelen van aard (sociale lasten betaald door de vennootschap, privé-gebruik van de personenwagen, terbeschikkingstelling van een woning, renteloze lening of lening tegen verminderde interestvoet, kosteloze beschikking over huispersoneel,…)

·                                 en de geherkwalificeerde huurinkomsten

Het uitkeren van een tantième kan soelaas bieden indien bij het afsluiten van het boekjaar blijkt dat de winst hoger uitkomt dan de bezoldiging die aan een bedrijfsleider werd uitgekeerd.  Deze techniek slaat meerdere fiscale vliegen in één klap.  Enerzijds telt bij het beoordelen of de bezoldiging hoog genoeg is voor het bekomen van de verlaagde tarieven, de tantième mee voor het jaar waarop de uitkering ervan betrekking heeft.  Anderzijds wordt ze slechts bij de bedrijfsleider als bezoldiging belast in het kalenderjaar waarin ze wordt toegekend.

Veronderstel een vennootschap wiens boekjaar gelijkloopt met een kalenderjaar.  Aan de bedrijfsleider werd in de loop van 2004 reeds een bezoldiging uitgekeerd van 15.000 euro.  Bij het opstellen van de balans blijkt er een belastbaar resultaat van 25.000 euro. Daarom beslist de algemene vergadering van aandeelhouders in de loop van de maand mei de bedrijfsleider nog een tantième ten bedrage van 6.000 euro uit te keren. De vennootschap kan nog in het boekjaar 2004 genieten van het verlaagd tarief (want bezoldiging van 21.000 euro versus een winst van 19.000 euro) en de tantième wordt slechts belast in de persoonlijke aangifte van de bedrijfsleider samen met zijn inkomsten over het kalenderjaar 2005.

De bezoldiging mag niet worden geprorateerd  in het geval het boekjaar langer of korter is dan een kalenderjaar.  Wanneer het boekjaar slechts uit negen maanden bestaat en de belastbare winst gelijk is aan 40.000 euro, volstaat het niet dat er aan één bedrijfsleider een bezoldiging wordt uitgekeerd van 20.250 euro (zijnde 27.000 euro x 9/12-de) om van de verlaagde tarieven te kunnen te genieten.

Het bedrag van 27.000 euro (geldig voor aanslagjaar 2005) stijgt de volgende jaren naar 30.000 euro (aanslagjaar 2006, 33.000 euro (aanslagjaar 2007) en 36.000 euro (aanslagjaar 2008).

Voorwaarde 6: niet voor coördinatiecentra

Om van de verlaagde tarieven te kunnen genieten mag in geen enkel geval (geen uitzonderingen zijn voorzien) de vennootschap deel uitmaken van een groep waartoe een coördinatiecentrum behoort. 

Besluit

Het is duidelijk dat de wetgever de toepassing van het verlaagd tarief wil afbouwen.

Bij het checken of de vennootschap al dan niet voldoet aan de fiscale regels om te kunnen genieten van de verlaagde tarieven, moeten zes criteria worden overlopen.  Aan de zes voorwaarden moet cumulatief voldaan zijn.