Het KI heeft invloed op je inkomen als bedrijfsleider

 

Revalorisatiecoëfficiënt aanslagjaar 2019

Voor aanslagjaar 2019 bedraagt de revalorisatiecoëfficiënt 4,47.
Het kostenforfait voor huurinkomsten (art. 13 WIB 92) mag in 2018 dus niet meer bedragen dan: het kadastraal inkomen van het onroerend goed x 4,47 x 2/3.

Het kadastraal inkomen of KI vertegenwoordigt de gemiddelde (fictieve) huurwaarde van een onroerend goed. Het is de huurprijs die de belastingplichtige ‘kan’ krijgen als hij het onroerend goed zou verhuren. Het KI wordt sinds aanslagjaar 1992 jaarlijks geïndexeerd.

Het drempelbedrag voor 2018 (art. 32 laatste lid 3 WIB 92) kunnen we berekenen met de volgende formule: het KI van het verhuurde pand x 4,47 x 5/3.

Huurinkomsten van bedrijfsleiders

De revalorisatiecoëfficiënt voor kadastrale inkomens is belangrijk voor de berekening van het belastbaar voordeel voor de bedrijfsleider die een gebouwd onroerend goed verhuurt aan zijn vennootschap.

De huurprijs (en huurvoordelen) worden voor deze bedrijfsleider belast als bedrijfsinkomsten (en niet als huurinkomsten), als zij meer bedragen dan 5/3e van het gerevaloriseerd KI. (d.i. het KI vermenigvuldigd met de revalorisatiecoëfficiënt). Het gaat dan over het deel van de huur dat als ‘overdreven’ wordt beschouwd. Overdreven is dus de huur die 5/3 van het gerevaloriseerd KI overschrijdt. De ontvangen huurinkomsten worden dan geherkwalificeerd als loon. Dit geherkwalificeerde bedrag moet opgenomen worden op de fiscale fiche 281.20.

Stel een ongehuwde bedrijfsleider verhuurt een gebouw aan zijn vennootschap en ontvangt hiervoor jaarlijks 250.000 euro. Het KI van het gebouw bedraagt 20.000 euro. Het gerevaloriseerde KI voor aanslagjaar 2019 is gelijk aan 20.000 x 4,47 x 5/3 = 149.000 euro.
De huurprijs (250.000 euro) is hoger dan het gerevaloriseerde KI (149.000 euro).
Het verschil (250.000 – 149.000 = 101.000 euro) voor de ongehuwde bedrijfsleider wordt belast als bedrijfsinkomsten. Hierop is bedrijfsvoorheffing verschuldigd en sociale bijdragen.

Stijging revalorisatiecoëfficiënt

De revalorisatiecoëfficiënt steeg de laatste jaren geleidelijk. Enkel voor het aanslagjaar 2011 was er een lichte daling.

Aanslagjaar 2019: 4,47
Aanslagjaar 2018: 4,39
Aanslagjaar 2017: 4,31
Aanslagjaar 2016: 4,23
Aanslagjaar 2015: 4,23
Aanslagjaar 2014: 4,19
Aanslagjaar 2013: 4,10
Aanslagjaar 2012: 3,97
Aanslagjaar 2011: 3,87
Aanslagjaar 2010: 3,88