- 22 maart 2015
- Gepost door: Wouter
- Categorie: Tips & tricks
Hoe werkt die nieuwe regeling precies? Wanneer gaat ze in? Wie kan ze genieten? En wat als u nog overgedragen verliezen heeft?
Wat houdt de zgn. onaantastbaarheidsvoorwaarde in en wat zijn de overige aandachtspunten?
Nieuwe regeling
Liquidatiebonus
Als u uw vennootschap stopzet, is de terugbetaling van fiscaal gestort kapitaal vrijgesteld van roerende voorheffing. Op de uitkering van voorheen belaste reserves (liquidatiebonus) betaalt u sinds 2002 een rv van 10%. Dat tarief werd sinds 1 oktober 2014 verhoogd naar 25%.
We hoeven u niet te vertellen dat die tariefverhoging voor veel bedrijfsleiders een stevige streep door de rekening was. Daarom werd de zgn. vastklikregeling ingevoerd. Dat was een tijdelijke, eenmalige maatregel die erop neerkwam dat u voorheen belaste reserves kon uitkeren tegen slechts 10% rv, mits u ze onmiddellijk weer inbracht in de vennootschap door een verhoging van het maatschappelijk kapitaal. De op die manier vastgeklikte reserves kunt u dan na vier jaar (acht jaar voor grote vennootschappen) via een kapitaalvermindering belastingvrij uitkeren. Bij de liquidatie van uw vennootschap is er op deze vastgeklikte reserves nooit rv verschuldigd. Voor nieuw opgebouwde reserves geldt die regeling echter niet.
Liquidatiereserves aanleggen
De nieuwe permanente regeling daarentegen houdt in dat kmo’s jaarlijks (een deel van) hun winst na belastingen kunnen overboeken naar een afzonderlijke rekening ‘liquidatiereserve’ op het passief van de balans. Op dat moment betaalt uw vennootschap daarop een ‘anticipatieve heffing’ van 10%. Die ‘anticipatieve heffing’ is bij de vennootschap niet als beroepskost aftrekbaar. Aangezien het om een afzonderlijke aanslag gaat, kunt u de grondslag van die anticipatieve heffing bv. ook niet verminderen met overgedragen verliezen.
U kunt enkel een liquidatiereserve aanleggen uit de winst van het boekjaar zelf. Reserves of overgedragen winsten uit het verleden komen niet in aanmerking. U bepaalt ook elk jaar zelf welk deel van de winst u op die manier reserveert.
Vrijstelling of verlaagde rv
Bij liquidatie is de uitkering van deze liquidatiereserve vrijgesteld van rv. Als u de liquidatiereserve toch eerder als een dividend uitkeert, dan is er een bijkomende rv van 15% verschuldigd, tenzij u die liquidatiereserve eerst minstens vijf jaar behoudt. Dan bedraagt de (bijkomende) rv slechts 5%.
Die periode van vijf jaar begint te lopen op de laatste dag van het belastbare tijdperk waarin de betrokken winst geboekt is op die afzonderlijke rekening ‘liquidatiereserve’. Als u voor boekjaar 2015 een liquidatiereserve aanlegt, dan kunt u die dus vanaf 2021 tegen 5% rv uitkeren.
Als u een dividend uitkeert uit de liquidatiereserve, dan wordt dat dividend volgens een FIFO-methode aangerekend op de eerst aangelegde liquidatiereserves. Als u zich dus bij de uitkering beperkt tot reserves die minstens vijf jaar oud zijn, betaalt u daardoor slechts 5% rv, ook als u in de vijf jaar vóór de uitkering nog bijkomende reserves aangelegd heeft.
Voorwaarden
Enkel voor kmo’s
Deze nieuwe regeling geldt enkel voor vennootschappen die volgens de voorwaarden van artikel 15 W. Venn. als kmo aanzien worden (dus in principe ook voor managementvennootschappen). Volgens art. 15 W. Venn. is een vennootschap klein als ze, op geconsolideerde basis, voor het voorlaatste en het laatste afgesloten boekjaar niet méér dan een van de volgende criteria overschrijdt: (1) een jaargemiddelde van het personeelsbestand van 50 werknemers; (2) een jaaromzet, exclusief btw, van € 7.300.000 en (3) een balanstotaal van € 3.650.000. Bedraagt het jaargemiddelde aan werknemers in een bepaald jaar meer dan 100, dan is de vennootschap sowieso niet meer ‘klein’ voor het daaropvolgende boekjaar. Het jaargemiddelde van het aantal werknemers is daarbij het gemiddelde van het ingeschreven aantal werknemers op het einde van elke maand van het boekjaar, uitgedrukt in voltijdse equivalenten.
Aan die kmo-vereiste moet u enkel voldoen op het moment van het aanleggen van de liquidatiereserve. Het feit dat de vennootschap daarna ‘groot’ wordt, heeft bij een latere uitkering geen invloed op de te betalen rv. Als een kleine vennootschap groot wordt en nadien weer klein, dan kan ze ook perfect opnieuw bijkomende liquidatiereserves aanleggen. Het gunsttarief blijft ook behouden als u de aandelen van uw bedrijf later zou verkopen.
Overgedragen verliezen
Als uw vennootschap nog overgedragen verliezen uit vorige inkomstenjaren heeft, dan belet dat u niet om met de winsten van het huidige boekjaar een liquidatiereserve aan te leggen. U hoeft die overgedragen verliezen dus niet eerst aan te zuiveren.
Sinds aanslagjaar 2015
De nieuwe regeling m.b.t. het aanleggen van liquidatiereserves is van toepassing sinds aanslagjaar 2015. Als uw boekjaar eindigt op 31 december, dan kunt u dus al de nieuwe regeling genieten voor boekjaar 2014, eindigend op 31 december 2014. Als uw boekjaar niet op 31 december eindigt, dan valt het belastbaar tijdperk samen met het boekjaar afgesloten tijdens het jaar waarnaar het aanslagjaar genoemd wordt. Als uw boekjaar bv. eindigt op 30 september, dan heeft aanslagjaar 2014 betrekking op het boekjaar dat afloopt op 30 september 2014. U zal dan pas voor het boekjaar eindigend op 30 september 2015 een liquidatiereserve kunnen aanleggen.
Onaantastbaarheidsvoorwaarde
De liquidatiereserve moet op een afzonderlijke rekening van het passief geboekt worden en geboekt blijven. Als u de liquidatiereserve later bv. zou gebruiken om verliezen aan te zuiveren, dan tast u de onaantastbaarheidsvoorwaarde aan, waardoor u het gunstige regime verliest, maar wel enkel in de mate waarin u de onaantastbaarheidsvoorwaarde aangetast heeft.
Aandachtspunten
Als u na het aanleggen van de liquidatiereserve een aantal jaren verlies zou lijden, waardoor bij de stopzetting van uw activiteit de overgedragen verliezen groter zijn dan de liquidatiereserves, dan is er geen liquidatiebonus. De anticipatieve heffing van 10% is dan ‘verloren’. U kunt ze op dat moment niet recupereren. Als de aandelen van uw vennootschap later in handen komen van een andere vennootschap, bv. omdat u ze verkoopt of inbrengt in een holding, verliest de liquidatiereserve eveneens haar nut omdat er op dat moment in principe een vrijstelling van rv geldt of omdat de rv bij een vennootschap verrekenbaar en terugbetaalbaar is als ze toch ingehouden wordt.
Ten slotte verlaagt de betaling van de anticipatieve heffing indirect (door een lagere winst na belastingen) ook het eigen vermogen van uw vennootschap waardoor de basis voor de berekening van de notionele interestaftrek daalt.
Samenvatting
· U beslist zelf elk jaar welk deel van de winst u overboekt naar een liquidatiereserve. Op dat bedrag betaalt uw vennootschap een ‘anticipatieve heffing’ van 10%. Bij de stopzetting kunt u die liquidatiereserve zonder rv uitkeren. Keert u ze toch vroeger als dividend uit, dan betaalt u 15% rv of 5% als u minstens vijf jaar wacht.
· Alleen kmo’s kunnen een liquidatiereserve aanleggen. Als uw bedrijf later groot wordt, kunt u de reeds aangelegde liquidatiereserves wel tegen de gunstvoorwaarden blijven uitkeren.
· Als uw vennootschap nog overgedragen verliezen heeft, dan belet dat u niet om met de winst van het boekjaar zelf een liquidatiereserve aan te leggen. U hoeft die verliezen niet eerst aan te zuiveren.
· Als er bij de stopzetting geen liquidatiebonus is omdat u achteraf verliezen cumuleert die groter zijn dan de liquidatiereserve, dan is de anticipatieve heffing wel verloren.
· De nieuwe regeling geldt sinds aanslagjaar 2015 (boekjaar dat ten vroegste eindigt op 31.12.2014).