- 16 september 2009
- Posted by: Wouter
- Categorie: Tips & tricks
Sinds 1 april 2007 kent ons land het stelsel van de btw-eenheid waardoor het mogelijk is om meerdere (btw-) belastingplichtigen voor toepassing van de btw als één enkele btw-belastingplichtige te beschouwen.
Naast de bedrijfseconomische en juridische motieven om bedrijfspatrimonium onder te brengen bij een andere rechtspersoon dan de werkvennootschap zijn uiteraard fiscale optimaliseringen mogelijk.
Het leuke van de btw-eenheid is enerzijds het gegeven dat de handelingen tussen de leden van de eenheid buiten de toepassingssfeer vallen van de btw maar dat anderzijds voor het recht op aftrek van btw door de eenheid enkel rekening moet worden gehouden met de externe handelingen (zeg maar levering van goederen en/of diensten aan derden) die voor haar leden worden verricht.
Uit het antwoord van de minister blijkt overduidelijk dat de aard van de handelingen tussen de leden van de btw-eenheid geen enkele invloed heeft op de uitoefening van enige btw-aftrek door de btw-eenheid.
Het geven dat de aftrek van btw door de btw-eenheid bepaald wordt door haar externe handelingen leidt ertoe dat de eenheid kan worden aangemerkt als een btw-belastingplichtige met een volledig recht op aftrek (mn. er worden enkel externe handelingen verricht die recht geven op aftrek van btw) of als een belastingplichtige met een gedeeltelijk recht op aftrek (mn. er worden handelingen verricht die zowel recht geven op aftrek als handelingen die niet in aanmerking komen voor aftrek).
In andere mogelijke scenario’s kan er geen sprake zijn van btw-aftrek in hoofde van de btw-eenheid, dit is het geval indien er uitsluitend vrijgestelde externe handelingen worden verricht.
De btw-eenheid kan er voor zorgen dat men bijvoorbeeld geen gebruik meer moet maken van opstalconstructies of onroerende leasingverhalen. Immers, onroerende verhuur tussen de leden van de btw-eenheid heeft geen enkele impact op het recht van aftrek van de btw door de eenheid. In concreto betekent dit dat een btw-eenheid de btw in aftrek kan brengen op investeringen en kosten die de patrimoniumvennootschap draagt inzake haar toebehorende gebouwen die zij verhuurt aan de werkvennootschap.
Op deze manier wordt de relatie tussen patrimonium- en werkvennootschap een aantrekkelijk gegeven zowel vanuit fiscaal, juridisch als economisch oogpunt. De minister van Financiën stelt in het slot van zijn antwoord wel dat rekening moet worden gehouden met meer gecentraliseerde fiscale controles als gevolg van de creatie van een btw-eenheid. Dit opgeheven vingertje kan ons enthousiasme voor de btw-eenheid echter niet temperen !