Taxshelter : in een nieuw kleedje vanaf 2015

 

Wie mag er wel/niet investeren in een tax shelter voor audiovisuele werken?

WEL: alle binnenlandse vennootschappen en de Belgische inrichtingen van buitenlandse vennootschappen die willen investeren in een Europees audiovisueel werk en geen (on)rechtstreekse rechten in het te realiseren audiovisueel werk bezitten of in bezit gehad hebben.

NIET: vennootschappen die al in de sector werkzaam zijn, zoals televisieomroepen, en de  ondernemingen die al bij het maken van het werk betrokken zijn, zoals de productiemaatschappij zelf en de ermee verbonden vennootschappen.

In welke werken kan worden geïnvesteerd?

De vroegere regeling verwees naar “een erkend Belgisch audiovisueel werk”. Het hoeft geen betoog dat dit vanuit Europees perspectief problemen kon opleveren. Het is een mogelijke schending van het vrij verkeer van diensten en kapitaal.

Om daaraan te verhelpen, werd dit gewijzigd naar investeringen in een Europees audiovisueel werk in de zin van de Europese richtlijn ‘Televisie zonder grenzen’, als zodanig erkend door  de Vlaamse, Waalse of Duitse Gemeenschap.

Dit begrip omvat: fictiefilms, documentaires of animatiefilms bestemd om in de bioscoop te worden vertoond, kortfilms met uitzondering van korte reclamefilms, lange fictiefilms voor televisie (eventueel verdeeld in afleveringen), animatieseries, kinder- en jeugdreeksen (fictiereeksen met een educatieve, culturele en informatieve inhoud voor een doelgroep van 0 tot 16-jarigen), en documentaires voor televisie.

Een raamovereenkomst…

De vennootschap die wil investeren en de productiemaatschappij sluiten een raamovereenkomst af. De overeenkomst houdt grosso modo het volgende in: (i) de investeerder verbindt zich ertoe een bepaalde som te storten aan de producent van de film en (ii) de productiemaatschappij beschikt over een periode van achttien maanden om met de ontvangen sommen het betrokken audiovisueel werk te verwezenlijken. De productiemaatschappij (of eventueel de tussenpersoon) zorgt er voor dat binnen de maand na het ondertekenen van het contract, dit wordt aangemeld bij de FOD Financiën.

… en een tax shelter-attest dat recht geeft op een belastingvrijstelling

De investerende vennootschap doet dit natuurlijk enkel omdat er wat tegenover staat: zij heeft recht op een fiscale tegemoetkoming in de vorm van een belastingvrijstelling. Om die vrijstelling ook effectief te kunnen krijgen, moet de investeerder beschikken over een  tax shelter-attest dat op verzoek van de productievennootschap door de FOD Financiën wordt afgeleverd.

De vrijstelling bedraagt 150 % van de fiscale waarde van dit attest. Wat de fiscale waarde van het attest is, hangt af van de uitgaven die de producent heeft gedaan om het werk te kunnen maken. Het komt er op neer dat de fiscale waarde gelijk is aan 70 % van de rechtstreekse productiekosten die werden gemaakt binnen de EER tijdens de periode van 18 maanden na de ondertekening van de raamovereenkomst.

De waarde van het attest wordt evenwel beperkt …

tot tien negende van de in België gedane productie- en exploitatiekosten.

als het totaal van de in België gedane uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met de productie lager is dan 70 % van de productie- en exploitatiekosten die in België zijn gedaan, zal de fiscale waarde van het attest proportioneel verminderd worden a rato van het percentage van de uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met de productie in verhouding tot de vereiste 70 %.

de absolute waarde van het tax shelter-attest wordt beperkt tot 15 miljoen euro.

Van voorlopige tot definitieve vrijstelling

Tussen het moment van de investering en het afleveren van het tax shelter-attest verlopen op zijn minst achttien maanden, de termijn die de productiemaatschappij nodig heeft om het werk te realiseren. Tijdens die periode weet de investeerder natuurlijk nog niet wat de waarde van het tax shelter-attest zal zijn. Wil dit zeggen dat hij anderhalf jaar moet wachten op zijn vrijstelling?

Gelukkig niet. De investeerder mag ondertussen al een voorlopige vrijstelling toepassen op basis van de verwachte fiscale waarde van het tax shelter-attest.

De voorlopige vrijstelling wordt een definitieve vrijstelling op het moment dat tax shelter-attest wordt afgeleverd. Vanaf dan kan de vennootschap vrij over de reserve beschikken door ze over te boeken naar de beschikbare reserves.

Beperking van de vrijstelling

De vrijstelling is per belastbaar tijdperk aan een dubbele beperking onderhevig:

een relatieve beperking: beperking tot 50 %, van de belastbare gereserveerde winst van de investerende vennootschap vóór samenstelling van de vrijgestelde reserve;

een absolute beperking: het absolute maximum van de vrijstelling bedraagt 750 000 euro.

De vrijstelling is overdraagbaar naar een volgend belastbaar tijdperk, als er tijdens het belastbaar tijdperk zelf geen of onvoldoende winsten zijn om de vrijstelling te kunnen ‘benutten’, zonder dat de bovengenoemde grenzen mogen worden overschreden.

Voorwaarden blijven vervullen of de vrijstelling gaat verloren

De vrijstelling blijft maar behouden zolang de onaantastbaarheidsvoorwaarde wordt nageleefd. Dit betekent dat de vrijgestelde winst op een afzonderlijke passiefrekening moet worden geboekt en moet behouden blijven tot op de datum waarop het tax shelter-attest aan de investeerder wordt afgeleverd.

In twee gevallen verliest de vennootschap de vrijstelling:

de investerende vennootschap leeft de opgelegde wettelijke voorwaarden niet na (bv. ze respecteert de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet): de voorlopig vrijgestelde winst wordt belastbaar in het belastbaar tijdperk waarin de voorwaarden niet langer worden gerespecteerd en belast aan het gewone tarief van de vennootschapsbelasting (33,99 %). Daar bovenop komen nalatigheidsinteresten vanaf 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar van de belasting voor het welke de vrijstelling voor de eerste keer werd gevraagd;

de investerende vennootschap heeft op 31 december van het vierde jaar volgend op het jaar van ondertekening van de raamovereenkomst het tax shelter-attest niet ontvangen: de voorheen vrijgestelde winst wordt belast. Ook hier komen er nalatigheidsinteresten vanaf 30 juni van het jaar dat volgt op het jaar van de belasting voor het welke de vrijstelling voor de eerste keer werd gevraagd bovenop de belasting.