De intern opgebouwde pensioenbelofte is einde van zijn dagen

Het voordeel van deze interne pensioenbelofte bestond er in dat u nu reeds de kost kon aftrekken maar geen uitgave moest doen. Het is pas bij pensionering dat de integrale pensioensom, na inhouding van de RIZIV- (3,55%) en solidariteitsbijdrage (tussen 0 en 2%), aan de begunstigde moet worden uitbetaald. De begunstigde betaalt hierop dan nog 16,5% personen- en gemeentebelasting.

De regering Di Rupo I heeft een einde gemaakt aan deze interne pensioenbelofte en dit met ingang vanaf 1 januari 2012. Er kan dus sinds 2012 enkel nog extern via een groeps- (collectief) of IPT-verzekering (individueel) aan pensioenopbouw binnen een vennootschap worden gedaan.

In beginsel had regering Di Rupo I ook geëist dat de interne pensioenbeloften binnen de 3 jaar in een groeps- of IPT-verzekering moest worden omgezet. Een maatregel die voor de vennootschap een korte termijnuitgave betekent waarvoor zij niet altijd onmiddellijk de nodige liquiditeiten voorhanden heeft. Deze voorwaarde heeft men dan ook laten varen.

Wel dient er een éénmalige (1,75% – in aanslagjaar 2013) of gespreide (3 x 0,6% – in aanslagjaren 2013, 2014, 2015) taks op de ‘bestaande pensioenvoorziening’ worden betaald. Deze taks zal via de vennootschapsbelasting (als verworpen uitgave) worden geïnd waardoor het kostenplaatje in feite 2,65% (bij gewoon tarief) of 2,33% (bij verlaagd getrapt tarief) bedraagt (wel vrijgesteld van 4,4%-premietaks bij (latere) externalisatie).

De vennootschap heeft nu in feite drie opties.
Zij kan :
1) de onderhandse pensioenovereenkomst vastklikken op het bedrag zoals dit per 31/12/2011 in de boekhouding voorkwam en niets meer voorzien voor de toekomst (= een soort premievrijmaking)
2) de onderhandse pensioenovereenkomst vastklikken op het bedrag zoals dit per 31/12/2011 in de boekhouding voorkwam en IPT-verzekering sluiten voor de toekomst
3) de onderhandse pensioenovereenkomst helemaal opdoeken en IPT-verzekering sluiten ‘voor verleden en toekomst’ (met vrijstelling van premietaks van 4,4% voor externalisatie van ‘bestaande pensioenvoorziening’)

Men is niet verplicht om rigoureus voor een bepaalde optie te kiezen. Men kan bijvoorbeeld voor optie 1 kiezen en na een bepaalde tijd overgaan naar optie 3, …

Opties 1 en 2 vergen een aanpassing aan de onderhandse pensioenovereenkomst, oa.:
> downsizen bedrag pensioenkapitaal (u had in uw pensioenovereenkomst afgesproken om bij 60-jarige leeftijd een extra-legaal pensioen van EUR 100.000,00 te ontvangen. Per 31/12/2011 staat EUR 49.000,00 in de boeken. Uw pensioenovereenkomst dient aan het laatste bedrag worden aangepast);
> voorzien in ‘onmiddellijke verworvenheid’ van gedownsized pensioenkapitaal;
> schrappen van eventueel voorziene ‘oprenting’ pensioenkapitaal als de bedrijfsleider na de initieel voorziene pensioendatum verder zaakvoerder of bestuurder blijft;
> indien de eindleeftijd is ingesteld op 60 jaar kan er worden verlengd naar 62 jaar zodat er geen risico is op belasting aan de progressieve tarieven;
> aandacht voor volledig of gedeeltelijk behoud overlijdensdekking;
> diverse bepalingen.

Verder verwacht men dat vanaf 2013 (of later) er een pensioendatabank zal worden opgericht waarbij de vennootschap info moet verschaffen over de behouden onderhandse pensioenovereenkomst. Indien de vennootschap de nodige info niet verschaft, zal men wellicht het risico lopen dat bij uitkering van het pensioenkapitaal de aftrek hiervan wordt verworpen.

Laat dus zeker nog dit jaar uw onderhandse pensioenovereenkomst nakijken om verrassingen te vermijden. Indien de vennootschap over de nodige fondsen beschikt, lijkt het ons ook meer aangewezen om zo spoedig mogelijk te externaliseren (soepelere voorwaarden; geen premietaks van 4,4% op reeds opgebouwd intern pensioenkapitaal; geen tweede controle 80% regel (eindcontrole) bij uitkering; lagere personenbelasting bij uitkering vanaf 65 jaar (10% i.p.v. 16,5%); IPT kan aangewend worden als voorschot op vastgoedfinanciering; …).