VERERVING VAN FAMILIALE ONDERNEMING

 

Onder druk van Europese regelgeving is het belangrijkste criterium om de vrijstelling te kunnen claimen, met name een tewerkstelling van 5 voltijdse personen, gewijzigd in een loonlasten-criterium. Dit criterium, vervat in artikel 60bis van het Wetboek der Successierechten, vereist een bedrag aan loonlasten in de onderneming ten bedrage van 500.000 EUR gespreid over de drie laatste jaren voor de vererving. Dit bedrag aan loonlasten dient dan bestendigd te worden in de vijf jaren na het overlijden.

In concreto wordt de vrijstelling van successie toegestaan, mits de voorwaarden vervat in artikel 60bis van het Wetboek van Successierechten vervuld zijn, waarvan de belangrijkste zijn:

·                                 de waarde dient betrekking te hebben op de nettowaarde van de aandelen in een familiale vennootschap of vorderingen op een dergelijke vennootschap, op voorwaarde dat de onderneming of de aandelen van de vennootschap in de drie jaar voorafgaand aan het overlijden ononderbroken voor ten minste 50 procent toebehoorden aan de overledene en/of zijn echtgenoot, en dat deze spontaan in de aangifte van nalatenschap worden vermeld;

·                                 onder familiale vennootschap wordt verstaan: de vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de lidstaten van de Europese Unie, die:
– ofwel zelf beantwoordt aan de voorwaarden van §§ 1, 5 en 8;
– ofwel, die aandelen en desgevallend vorderingen houdt van dochtervennootschappen die aan deze voorwaarden beantwoorden;

o                                                        de vrijstelling wordt slechts toegestaan op voorwaarde dat de onderneming of de vennootschap in de twaalf kwartalen voorafgaand aan het overlijden, minstens 500.000 euro aan loonlasten heeft uitbetaald aan werknemers die in de Europese Economische Ruimte tewerkgesteld zijn.

Vooral de nieuwe tewerkstellingsvoorwaarde verdient nader onderzoek:

o                                                        indien de onderneming of de vennootschap in de drie jaren voorafgaand aan het overlijden minder dan 500.000 euro aan loonlasten heeft uitbetaald aan werknemers die in de Europese Economische Ruimte tewerkgesteld zijn, wordt de vrijstelling slechts proportioneel toegepast.

o                                                        de uitbetaalde loonlasten worden beoordeeld op basis van de aangiften vereist voor de sociale wetgeving, of bij ontstentenis aan dergelijke aangiften, voor de fiscale wetgeving. Onder deze loonlasten wordt verstaan: het gewone basis- of minimumloon of -salaris en alle overige voordelen in geld of in natura die de werknemer uit hoofde van zijn dienstbetrekking direct of indirect van de werkgever ontvangt, alsmede alle sociale zekerheidsbijdragen die op dit loon drukken.

o                                                        de vrijstelling wordt slechts behouden indien de onderneming in de twintig kwartalen na het overlijden een bedrag minstens gelijk aan 5/3e van de loonlasten, betaald in de twaalf kwartalen vóór het overlijden, heeft uitbetaald. Indien en in de mate dat deze loonlasten, betaald na het overlijden, lager zouden zijn, is de belasting tegen het normale tarief evenredig verschuldigd.

o                                                        komen niet in aanmerking het gedeelte van de loonlasten:
– in verband met werknemers die in hoofdzaak huishoudelijke handarbeid verrichten in verband met de huishouding van de werkgever of van zijn gezin of van een bestuurder, zaakvoerder, vereffenaar of van een persoon met een gelijkaardige functie van de vennootschap. Bedoeld worden hier de dienstboden die voorheen (onder de vroegere regeling) ook reeds uitgesloten waren.
– betaald ten voordele van de erflater zelf, diens echtgenoot, en zijn verwanten in rechte lijn, in de mate waarin deze loonlasten meer bedragen dan 300.000 euro voor wat betreft de periode vóór het overlijden, en meer dan 500.000 euro voor wat betreft de periode na het overlijden. Dit betreft dus een gedeeltelijke uitsluiting, in de mate dat deze meer zijn dan 300.000 euro respectievelijk 500.000 euro naargelang zij betrekking hebben op de periode voor of na het overlijden. Deze lonen worden dus aanvaard ten belope van de genoemde bedragen.

Belangrijkste op te volgen voorwaarde is dat de loonlast in de twintig kwartalen na het overlijden minstens 5/3-de bedragen van de loonlasten betaalde in de twaalf kwartalen voorafgaand aan het overlijden.