- 16 september 2009
- Gepost door: Wouter
- Categorie: Tips & tricks
In deze discussie handelt het rond de meerwaarden die gerealiseerd worden door een bedrijfsleider-aandeelhouder bij de verkoop van zijn aandelen aan een zelf opgerichte holdingvennootschap. Meestal kadert dit in een reorganisatie van diens vennootschappen, en soms is er ook een fiscale optimalisatie aan verbonden.
De belastingadministratie wantrouwde deze belastingvrije meerwaarden en poogt deze al jarenlang te belasten als divers inkomen (speculatief, geen normaal gedrag van een goed huisvader, enzoverder). De belastingdruk die hiermee gepaard gaat is 33 procent op de gerealiseerde meerwaarde, als zijnde hetverschil tussen de verkoopprijs en de aankoopprijs van de aandelen (hetgeen dikwijls de volstorting van het kapitaal was bij de oprichting van de vennootschap zovele jaren eerder).
Het Hof van Cassatie oordeelde eind 2006 reeds dat als er als sprake is van een divers inkomen, slechts een beperkt deel van de volledige meerwaarde belast mocht worden. Volgens het Hof is enkel het verschil tussen de intrinsieke waarde van de vennootschap en de ontvangen verkoopprijs belastbaar. Dus is de meerwaarde enke belastbaar (aan 33 procent) wanneer de verkoopprijs hoger ligt dan de werkelijke waarde van de vennootschap…
een gelijkaardig geval kwam vorig jaar voor het Brusselse Hof van Beroep. Het Hof gaf de belatsingadministratie gelijk in haar stelling dat de meerwaarde principieel belastbaar was als divers inkomen, maar dat alleen de winst uit de speculatieve verrichting zelf effectief belastbaar is. Met andere woorden de belastbare meerwaarde wordt beperkt tot het verschil tussen de verkregen prijs en de werkelijke waarde van de aandelen.
Deze arresten duiden duidelijk aan hoe belangrijk een goede waardering is. De abnormale winst, zijnde het gedeelte van de verkoopprijs boven de normale waarde van de vennootschap, is immers belastbaar als divers inkomen aan 33 procent.