- 29 maart 2021
- Gepost door: Wouter Devloo
- Categorie: Tips & tricks
In de praktijk gebeurt het al wel eens dat de gezinsleden van een bedrijfsleider actief meewerken in de zaak.
Het loon dat aan die gezinsleden wordt betaald, wordt door de bedrijfsleider dan fiscaal in aftrek genomen. Op 18 februari 2020 heeft een beroepsrechter zich uitgesproken over de vraag of die fiscale aftrek zomaar toegelaten is. Wat zijn de voorwaarden waaraan eigenlijk moet voldaan worden om aftrekbaar te zijn?
Gezinsleden
De gezinsleden van een bedrijfsleider die meewerken in een vennootschap krijgen daarvoor vaak een loon toegekend. In principe zijn die bezoldigingen aftrekbare beroepskosten voor de bedrijfsleider. Aan de aftrekbaarheid zijn wel een aantal voorwaarden gekoppeld. In 2016 heeft het Hof van Cassatie immers beslist dat er slechts van aftrekbare beroepskosten van de bedrijfsleider sprake kan zijn wanneer ze inherent zijn aan zijn activiteiten als bedrijfsleider binnen de vennootschap, en dus niet aan de maatschappelijke activiteit van de vennootschap. Daartoe moet worden nagegaan of de activiteiten van de gezinsleden in hoofdzaak aan de bedrijfsleider dan wel aan de vennootschap ten goede komen. Slechts wanneer het werk van de gezinsleden de bedrijfsleider ten goede komt en niet de vennootschap zijn de bezoldigingen aan de gezinsleden aftrekbare beroepskosten, aldus het Hof van Cassatie.
Attractiebeginsel
Begin vorig jaar heeft een beroepsrechter te Gent die toetsing nog moeten maken. Het is weliswaar perfect mogelijk dat bijvoorbeeld een inwonend kind als zgn. helper kan ingeschakeld worden in een bedrijf en het loon dat aan hem/haar wordt toegekend fiscaal aftrekbaar is.
Het maakt daarbij geen verschil of er via een eenmanszaak of via een vennootschap wordt gewerkt.
Ook voor een bedrijfsleider zijn die kosten m.a.w. aftrekbaar onder de voorwaarde evenwel dat de helper taken doet die niet louter operationeel zijn en dus niet inherent zijn aan de activiteiten van de vennootschap. Operationele handelingen die een bestuurder stelt zijn steeds in de schoot van de vennootschap. Zelfs indien zou worden aangenomen dat de bestuurder voor deze operationele handelingen een vergoeding ontvangt, kan het niet zo zijn dat de inkomsten die hij hieruit behaalt in zijn hoofde worden belast als bezoldigingen van bedrijfsleider omwille van het zgn. attractiebeginsel, tot gevolg hebben dat ook alle kosten die gemaakt zijn om de inkomsten van de vennootschap te verkrijgen of te behouden, als beroepskosten bij de bedrijfsleider aftrekbaar zijn, aldus de beroepsrechter.
Aftrekbare beroepskosten
Opdat de bezoldigingen aftrekbare beroepskosten zijn is het dus essentieel dat kan aangetoond worden dat de helpers zaken verrichten die inherent zijn aan de taken in de uitoefening van het mandaat als bedrijfsleider. Er moet m.a.w. geholpen worden in het werk van de bedrijfsleider zelf en niet van de vennootschap. Dit is niet het geval wanneer de werkzaamheden van de meewerkende gezinsleden geenszins activiteiten betreffen die kaderen in de uitoefening van het mandaat als bedrijfsleider, doch louter operationeel van aard zijn. De bedrijfsleider werpte in casu nog op dat zijn operationele taak binnen de vennootschap werd verlicht door de hulp van zijn meewerkende gezinsleden, maar dat bevestigt alleen maar dat deze hulp inherent is aan de activiteiten van de vennootschap.
Wanneer het bewijs moeilijk te leveren is, kan er steeds overwogen worden om de gezinsleden tot medebestuurder van de vennootschap te benoemen. In dat geval is het loon van de bestuurder een aftrekbare beroepskost voor de vennootschap.