Verkoop je aandelen in 2018: voortaan belastbaar

 

De fiscale behandeling van meerwaarden op aandelen in de vennootschapsbelasting is door het zomerakkoord grondig gewijzigd. Om van een vrijstelling te kunnen genieten, moeten de voorwaarden van de dbi-aftrek worden vervuld. Goed nieuws is dat de afzonderlijke belasting van 0,412 % voor grote vennootschappen wordt geschrapt. De onderstaande regels gelden voor meerwaarden op aandelen die verkregen worden door vennootschappen.

Regels voor aanslagjaren 2019 en 2020

Het afzonderlijke tarief van 0,412 % op meerwaarden op aandelen verwezenlijkt door grote vennootschappen wordt afgeschaft. Deze heffing waren grote vennootschappen sowieso verschuldigd, ook al werden de aandelen meer dan één jaar in bezit gehouden. Door de schrapping kunnen nu ook grote vennootschappen opnieuw van een volledige vrijstelling genieten.

Voorwaarden

Om van de vrijstelling te genieten, moet u de drie dbi-voorwaarden respecteren:

De taxatievoorwaarde: de uitkerende vennootschap moet onderworpen zijn aan een gelijkaardige belasting als de Belgische vennootschapsbelasting. Zo worden dividenden uit belastingparadijzen of staten met een aanzienlijk gunstiger fiscaal regime dan België uitgesloten.

De participatievoorwaarde: de ontvangende vennootschap moet een minimumdeelneming in de uitkerende vennootschap hebben van 10 % of met een aanschafwaarde van 2,5 miljoen euro.

De permanentievoorwaarde: de aandelen worden in volle eigendom voor een ononderbroken periode van meer dan 1 jaar bijgehouden.

Niet-naleving van de voorwaarden

Als de vennootschap één of meerdere van de voorwaarden niet naleeft, betaalt ze wel belastingen op de meerwaarde. Hoeveel? Dat hangt af van de voorwaarde die niet vervuld is:

Wordt de taxatievoorwaarde niet gerespecteerd: dan betaalt de vennootschap het gewone tarief van de vennootschapsbelasting. Nu 29,58 %.

Wordt de taxatievoorwaarde gerespecteerd, maar de participatievoorwaarde niet: dan betaalt de vennootschap ook het gewone tarief in de vennootschapsbelasting.

Worden de taxatie- en participatievoorwaarde gerespecteerd, maar de permanentievoorwaarde niet: dan betaalt de vennootschap een afzonderlijk tarief van 25 % (+ 2% aanvullende crisisbijdrage). Kleine vennootschappen die genieten van het verlaagde tarief vennootschapsbelasting betalen 20 % (+ 2 % aanvullende crisisbijdrage) op de meerwaarde.

Regels vanaf aanslagjaar 2021

Vanaf 2021 wordt het basistarief in de vennootschapsbelasting 25 %. Vanaf dan heeft het hierboven gemaakte onderscheid geen zin meer. Als één van de voorwaarden niet wordt nageleefd, is de vennootschap het gewone tarief van 25 % (zonder aanvullende crisisbijdrage die dan is uitgedoofd) verschuldigd op de meerwaarde.
Deze wijziging geldt vanaf aanslagjaar 2021, dat is dus voor belastbare tijdperken die ten vroegste aanvangen op 1 januari 2020.