Tegen lagere prijs iets kopen : maakt verschil uit of je aandeelhouder of bedrijfsleider bent?

 

In de aan het hof voorgelegde casus werd een vennootschap op dieet gezet met het oog op de verkoop ervan aan een geïnteresseerde derde partij.

Zo werden de woning en de wagen van de vennootschap verkocht aan de bedrijfsleider, tevens voor 88% aandeelhouder van de vennootschap.

Volgens de administratie gebeurde de verkoop van deze activa onder de marktprijs en werd op die manier een belastbaar VAA toegekend aan de bedrijfsleider. Een aanvullende belasting in die zin werd doorgevoerd.

Voordeel als bedrijfsleider is nadeel als aandeelhouder, en vice versa

De belastingplichtige ziet dit anders en is van mening dat de te lage prijs niet leidt tot een voordeel in zijn hoofde. Wanneer de bedrijfsleider een hogere prijs zou hebben betaald voor de woning en de wagen, zou de overnemer een hogere prijs hebben moeten betalen voor de aandelen, vermits er in dat geval meer cash aanwezig zou zijn in de vennootschap. Dus wat de bedrijfsleider kwijt zou zijn aan het betalen van de hogere prijs, ontvangt hij in meer bij de verkoop van de aandelen. Omgekeerd, als hij minder betaalt voor de activa van de vennootschap, krijgt hij minder voor de verkoop van de aandelen.

Voor de bedrijfsleider / aandeelhouder is het dus een vestzak-broekzak operatie. De lagere prijs levert hem geen persoonlijk voordeel, en dus kan er ook geen voordeel van alle aard worden belast.

Het hof volgt de redenering.

Het feit dat de betrokken bedrijfsleider slechts 88 % van de aandelen aanhield, en er bijgevolg ‘ruis zit’ op de redenering, wordt door het hof genegeerd.

In ondergeschikte orde wordt nog aangehaald dat de hele transactie duidelijk plaatsvond in het kader van het aandeelhouderschap, dat de administratie niet aantoont dat het voordeel wordt behaald in het kader van de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en er dus hoe dan ook geen voordeel kon worden belast in hoofde van de bedrijfsleider.