- 30 december 2022
- Posted by: Wouter Devloo
- Categorie: FAQ
Wat betekent dit voor de ‘overtollige liquiditeiten’ in uw vennootschap? Belegt u die in uw vennootschap of haalt u het geld beter naar u privé om het nadien te beleggen?
Alle opbrengsten belast
Sinds de recentste hervorming van de vennootschapsbelasting worden in beginsel alle opbrengsten, zoals meerwaarden, dividenden en intresten, van beleggingen binnen de vennootschap belast in de vennootschapsbelasting. Dit geldt bijvoorbeeld voor beleggingen in obligaties, individuele aandelen en beleggingsfondsen. De roerende voorheffing die eventueel ingehouden zou zijn geweest (bijvoorbeeld bij de uitkering van dividenden) is wel verrekenbaar met de vennootschapsbelasting.
Welke inkomsten zijn belastbaar? Voor uw vennootschap zijn zo goed als alle inkomsten van beleggingen belastbaar, zowel de periodieke inkomsten (dividenden en interesten) als de meerwaarde bij een verkoop. De enige uitzondering die in de praktijk van belang is, is die voor aandelen van een distributiebevek die aan de voorwaarden voor de DBI-aftrek voldoet, de zgn. DBI-bevek.
Welke kosten zijn aftrekbaar? Alle kosten die uw vennootschap maakt i.v.m. de beleggingen zijn in principe volledig aftrekbaar. Ook minderwaarden op de verkoop van alle andere beleggingen dan aandelen zijn aftrekbaar. Minderwaarden op de verkoop van aandelen, ongeacht van welke soort vennootschap ze zijn, zijn in principe niet aftrekbaar in hoofde van uw vennootschap.
Welk belastingtarief? Op inkomsten van beleggingen, zowel de periodieke inkomsten als de meerwaarden, is naargelang van het geval het verlaagde tarief van 20% of het gewone tarief van 25% toepasselijk. Op de interesten en dividenden die uw vennootschap ontvangt, is meestal rv ingehouden, die verrekend wordt met (lees: afgetrokken wordt van) de uiteindelijk verschuldigde vennootschapsbelasting.
Laat het in de vennootschap! Heeft uw vennootschap een winst na belasting van € 10.000, dan kan zij een bedrag van € 9.090,91 (€ 10.000 x 100/110) aan liquidatiereserve aanleggen. Uw vennootschap ontvangt dan € 181,82 (2%) interest op € 9.090, 91. Indien uw vennootschap het verlaagde tarief geniet, houdt ze zo netto € 145,45 over en kan ze dit ook weer toewijzen aan de liquidatiereserve voor een bedrag van € 132,23. Bij de ontbinding van uw vennootschap haalt u alles eruit, in principe zonder verdere belasting.
Uitzonderingen
Er zijn twee mogelijkheden om de belastingdruk op de inkomsten van beleggingen te vermijden.
1. DBI-vrijstelling
Voor vennootschappen die beleggen in individuele aandelen geldt er een vrijstelling op ontvangen dividenden en op gerealiseerde meerwaarden indien cumulatief voldaan wordt aan volgende voorwaarden:
- De vennootschap bezit een deelneming van minstens 10% van de aandelen in de vennootschap waarin wordt belegd, of de participatie heeft een waarde van minstens € 2.500.000 (= participatievoorwaarde).
- De aandelen worden gedurende een ononderbroken periode van ten minste 1 jaar in volle eigendom aangehouden (= permanentievoorwaarde).
- De uitkerende vennootschap wordt op haar winst belast in een normaal belastingregime (= taxatievoorwaarde).
Indien aan deze voorwaarden voldaan is mag de vennootschap de ontvangen dividenden en meerwaarden voor 100% aftrekken van haar winst zodat deze bijgevolg onbelast blijven. Het is evenwel duidelijk dat vooral de participatievoorwaarde in de praktijk moeilijk zal kunnen worden voldaan.
2. DBI-fonds
Een DBI-fonds is een speciaal soort distributiefonds dat uitsluitend belegt in aandelen en minstens 90% van zijn inkomsten als dividend uitkeert aan haar aandeelhouders. De dividenden en meerwaarden van dergelijke fondsen blijven voor de ontvangende vennootschap onbelast.
Minwaarden niet aftrekbaar
Als er minwaarden zouden gerealiseerd worden, dan zijn deze in beginsel niet aftrekbaar. Dit is bijvoorbeeld het geval voor beleggingen in individuele aandelen of in beleggingsfondsen. Minwaarden op obligaties, een tak 26-verzekering of een Branche 6-contract zijn daarentegen wel aftrekbaar.
Een tak 26-verzekering is een Belgisch vastrentend kapitalisatiecontract. Een Branche 6-contract is de Luxemburgse tegenhanger van het Belgische tak 26-contract met als voornaamste verschillen dat een Branche 6-contract niet vastrentend is maar gekoppeld is aan beleggingsfondsen en onderworpen is aan het Luxemburgs prudentieel recht.
Opgelet voor verlies KMO-tarief
Onder bepaalde voorwaarden kan een KMO-vennootschap aanspraak maken van een KMO-tarief van 20% in de vennootschapsbelasting tot een bedrag van € 100.000 winst. Eén van deze voorwaarden is dat de vennootschap geen financiële vennootschap is.
Een financiële vennootschap is een vennootschap waarvan de beleggingswaarde van de aandelen die ze bezit hoger is dan de helft van het gestorte kapitaal, de belaste reserves en de geboekte meerwaarden van uw vennootschap. Aandelenparticipaties van 75% of meer worden hierbij niet in rekening gebracht.
Te grote aandelenbeleggingen kunnen dus mogelijks het verlies van het KMO-tarief met zich meebrengen. Uitzondering hierop is het Branche 6-contract dat nooit het verlies van het KMO-tarief tot gevolg heeft.
Notionele intrestaftrek
Beleggen in een DBI-fonds, een kapitalisatiefonds, een Branche 6-contract of individuele aandelen die in aanmerking komen voor de DBI-vrijstelling heeft een negatieve impact op de berekeningsbasis van de notionele intrestaftrek. Met de hervorming van de vennootschapsbelasting werd het belang van de notionele interestaftrek echter sterk ingeperkt waardoor dit nadeel gering is.
Conclusie
Beleggen in roerende waarden met de vennootschap is door de hervorming van de vennootschapsbelasting voor de meeste beleggingsmogelijkheden weinig aantrekkelijk. Door de participatievoorwaarde inzake de vrijstelling van meerwaarden en dividenden op aandelenbeleggingen wordt zowat elke vorm van inkomen uit beleggingen onderworpen aan de vennootschapsbelasting.
De enige manier om aan deze taxatie in de praktijk te ontkomen is via de investering in een DBI-fonds. Aangezien dit fondsen zijn die uitsluitend in aandelen beleggen dient u dus wel enige volatiliteit te kunnen verdragen en een voldoende lange beleggingshorizon te hebben.
Beleggen in de vennootschap kan o.i. wel een meerwaarde bieden indien dit gekoppeld wordt aan een efficiënte verlonings- en dividendpolitiek waarbij de gelden die de vennootschap niet nodig heeft voor haar bedrijfsactiviteit op termijn terugvloeien naar het privé vermogen van haar bestuurders en/of aandeelhouders. Hierbij kan worden gedacht aan de uitkering van liquidatiereserves na het doorlopen van de wachttermijn van 5 jaar. Het fiscaal landschap voor privé beleggingen biedt immers meer mogelijkheden.