Corona: Overbruggingsrecht: hoe belast?

Zelfstandigen die hun beroepsactivieit door de Coronacrisis hebben moeten onderbreken hebben in principe recht op een crisisoverbruggingsrecht. De vraag rijst hoe de financiële uitkeringen die met dat crisisoverbruggingsrecht samenhangen – die eigenlijk een soort van vervangingsinkomen zijn –  belast worden. Een recente circulaire van 8 juli 2020 geeft antwoord op die vraag.

Belastbaarheid

Vooreerst willen we duidelijk maken dat de circulaire de belastbaarheid van het overbruggingsrecht behandelt, dat werd toegekend in de periode tot eind mei 2020. Het zgn. relance-overbruggingsrecht van de maanden juni, juli en augustus 2020 wordt dus niet beoogd. Om een antwoord te geven op de belastbaarheid van het crisisoverbruggingsrecht maakt de circulaire een onderscheid tussen 3 catergorieën van verkrijgers van de uitkeringen in kader van het crisisoverbruggingsrecht.
Het hangt nl. af van de aard van de onderbroken zelfstandige activiteit. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen in de eerste plaats zelfstandigen met winsten of baten, daarnaast zelfstandige bedrijfsleiders en de inwonende zelfstandige helpers met ‘bezoldigingen’ en ten laatste de bezoldigde meewerkende echtgenoten.

Eenmanszaak of vrij beroep

Wat de verkrijgers van winsten en baten betreft – of m.a.w. voor eenmanszaken en vrije beroepen –  wordt het overbruggingsrecht

  • afzonderlijk belast tegen 16,5%,
  • tenminste voor zover het niet meer bedraagt dan de netto gezamenlijk belastbare winsten of baten van de laatste vier inkomstenjaren 2016 tot en met 2019.
  • Een surplus wordt belast tegen de progressieve tarieven in de personenbelasting, gaande van 25% tot 50%.
  • Bij een zelfstandige helper hangt het ervan af…
  • Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een inwonende helper met ‘bezoldigingen’ en een niet-inwonende helper met ‘winsten’.
  • In het eerste geval is het overbruggingsrecht belastbaar zoals bij een zelfstandig bedrijfsleider, terwijl voor een niet-inwonende helper de vergoeding belastbaar is zoals bij eenmanszaken en vrije beroepen, dus in principe belast aan 16,5%.

Meewerkende echtgenoot

De laatste categorie, nl. die van de meewerkende echtgenoten ontsnappen aan de fiscale dans.
De vergoedingen die zij in verband met het crisisoverbruggingsrecht ontvangen zijn privé gewoonweg niet belastbaar.
De reden daarvoor is heel simpel… er bestaat immers geen wettelijke bepaling die dergelijke inkomsten aan de inkomstenbelasting onderwerpt.
De desbetreffende fiscale fiche moet dan ook niet aangegeven worden in de aangifte personenbelasting over inkomstenjaar 2020/aanslagjaar 2021.