- 26 januari 2010
- Gepost door: boekhouder.be
- Categorie: FAQ
Inhoudsopgave
Energiebesparende investeringen : ook voor blote eigenaar
Energiebesparende investeringen
Meerdere eigenaars en/of vruchtgebruikers
Ook voor bepaalde andere belastingverminderingen
Ten aanzien van de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen in woningen is ten gronde onder meer vereist, dat het gaat om een woning “waarvan de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebruiker of huurder is” (art. 145/24, § 1, lid 1 WIB 1992).
De Administratie leidde uit deze formulering indertijd af, dat de ‘blote eigenaar’ geen recht heeft op de belastingvermindering. Bij splitsing van de volle eigendom in ‘blote eigendom’ en ‘vruchtgebruik’ is het immers de ‘vruchtgebruiker’ die in voorkomend geval in aanmerking komt voor de belastingvermindering .
Naar verluidt, heeft de minister van Financiën een aantal maanden geleden evenwel verklaard, dat in de context van de energiebesparende investeringen “onder de term eigenaar eveneens de [blote] eigenaar dient verstaan te worden”. Voor de Administratie was dit blijkbaar de aanleiding om haar destijds ingenomen standpunt in te trekken, en voortaan ook te vinden dat de ‘blote eigenaar’ eveneens in aanmerking komt voor de bedoelde belastingvermindering.
Het nieuwe standpunt is onmiddellijk van toepassing “in alle stadia van de procedure”.
Belangrijk om weten is, dat bij splitsing van eigendom in ‘vruchtgebruik’ en ‘blote eigendom’, de belastingvermindering volledig “afzonderlijk berekend [wordt] enerzijds voor de vruchtgebruiker en anderzijds voor de [blote] eigenaar”. Dit heeft belangrijke consequenties voor het maximumbedrag van de belastingvermindering.
De vermindering is gelijk aan 40 % van de werkelijk gedane uitgaven; met dien verstande dat de vermindering “per belastbaar tijdperk en per woning” niet meer kan bedragen dan (nog te indexeren) 2.000 EUR (een basisbedrag dat bij plaatsing van zonnecelpanelen nog verhoogd kan worden, maar daar gaan we nu niet op in; Fisc. nr. 1184, 4). Voor het aanslagjaar 2010 bedraagt het maximum van dit basisbedrag na indexering 2.770 EUR.
Een ‘volle’ eigenaar kan dus per jaar en voor één en dezelfde woning maximaal een belastingvoordeel genieten van 2.770 EUR.
Stel dat de volle eigendom volledig gesplitst is in ‘vruchtgebruik’ en ‘blote eigendom’. Blijkens de circulaire heeft dan zowel de vruchtgebruiker als de blote eigenaar recht op een maximale belastingvermindering van 2.770 EUR. Samen bedraagt de belastingvermindering bijgevolg maximaal (2 x 2.770 EUR =) 5.540 EUR. Dit niettegenstaande het hier ook slechts gaat om energiebesparende investeringen aan één en dezelfde woning.
In haar circulaire brengt de Administratie nog in herinnering, dat wanneer er respectievelijk meerdere volle eigenaars, vruchtgebruikers of blote eigenaars zijn, elk van hen slechts recht heeft op een gedeelte van de maximale belastingvermindering. Dat moet verhoudingsgewijs berekend worden.
Enkele voorbeelden geïnspireerd op het voorbeeld dat de Administratie in haar circulaire vermeldt.
* Stel dat iemand 20 % volle eigenaar is. Zijn belastingvermindering kan dan voor het aanslagjaar 2010 nooit hoger zijn dan 20 % van 2.770 EUR (abstractie gemaakt van de eventuele verhoging van het basisbedrag, waarvan hoger sprake).
* Stel dat iemand 30 % blote eigenaar is. Zijn belastingvermindering kan dan in dezelfde hypothese ook nooit hoger zijn van 30 % van 2.770 EUR.
* Stel dat iemand 50 % volle eigenaar is, en 50 % vruchtgebruiker. Zijn belastingvermindering zal dan maximaal 2.770 EUR bedragen (50 % van de maximale vermindering van 2.770 EUR die aan de volle eigenaars toekomt in de veronderstelling dat de woning 100 % in volle eigendom gehouden zou zijn, plus 50 % van de maximale vermindering van 2.770 EUR die aan de vruchtgebruikers toekomt in de veronderstelling dat de woning volledig gesplitst zou zijn in blote eigendom en vruchtgebruik).
Volgens de circulaire is de voormelde regeling niet beperkt tot de belastingvermindering voor energiebesparende investeringen (inclusief de investeringen in een passiefwoning, een lage energiewoning of een nul-energiewoning; art. 145/24 WIB 1992).
De nieuwe interpretatie geldt ook in het kader van de belastingvermindering ‘voor uitgaven voor vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid’ (art. 145/25 WIB 1992;); en in het kader van de belastingvermindering ‘voor uitgaven ter beveiliging van woningen tegen inbraak of brand’ (art. 145/31 WIB 1992).
Zij geldt bovendien in het kader van “gelijkaardige bepalingen”. De Administratie geeft in dit verband als “voorbeeld” de belastingvermindering in verband met de zogenaamde ‘groene leningen’ in de zin van de Economische Herstelwet van 27 maart 2009 . Daarmee wordt meteen ook erkend, dat de ‘blote eigenaar’ eveneens een dergelijke groene lening kan aangaan (die recht geeft op een interestbonificatie en een belastingvermindering voor het saldo).
Of er nog andere ‘gelijkaardige bepalingen’ zijn, wordt in de circulaire ontkend noch bevestigd.
Is het onlogisch dat in de voormelde gevallen naast de vruchtgebruiker ook de blote eigenaar recht heeft op belastingvermindering voor de energiebesparende investeringen die hij doet ? Bij nader inzien is dat niet het geval.
Sedert verschillende jaren heeft ook de ‘huurder’ recht op belastingvermindering voor de door hem zelf betaalde energiebesparende investeringen. Ook de ‘verhuurder’ heeft recht op de belastingvermindering voor de energiebesparende investeringen die hij zelf laat uitvoeren aan de verhuurde woning. De Administratie bevestigde al eerder dat zowel huurder als verhuurder recht hebben op de belastingvermindering “ieder voor zijn eigen uitgaven”; en dat de vermindering in hoofde van elk van beiden “afzonderlijk [wordt] berekend”. In het beste geval kunnen huurder en verhuurder samen dus ook twee keer het maximum van de belastingvermindering genieten. In die optiek is het niet onlogisch dat hetzelfde ook geldt in de relatie tussen ‘blote eigenaar’ en ‘vruchtgebruiker’.
Noteer nochtans dat de vermindering ‘voor uitgaven voor vernieuwing van woningen gelegen in een zone voor positief grootstedelijk beleid’ niet openstaat voor ‘huurders’, terwijl de Administratie nochtans ook in dit geval aanvaardt dat de ‘blote’ eigenaar in aanmerking komt (zie hoger).
Merk nog op dat de gelijkstelling van een ‘blote’ eigenaar met een ‘eigenaar’ door de circulaire niet van toepassing wordt verklaard in het kader van de vermindering “voor uitgaven gedaan voor vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs in huur gegeven woningen” (art. 145/30 WIB 1992). Onlogisch is dat niet : deze vermindering veronderstelt immers dat de belastingplichtige die de vermindering geniet, de woning ‘in huur geeft’; dat kan nooit de blote eigenaar zijn.
In het kader van het langetermijnsparen geldt een belastingvermindering voor de kapitaalaflossingen die men betaalt in het kader van een hypothecaire lening die aangegaan is om een (in de EER gelegen) woning te bouwen, te verwerven of te verbouwen (en die niet de enige eigen woning is; art. 145/1, 3° WIB 1992). Het Hof van Cassatie besliste in de jaren negentig, dat het belastingvoordeel enkel geldt, als men ‘eigenaar’ is van de betrokken woning . Volgens de Administratie houdt deze voorwaarde in dat men ‘volle eigenaar’ van de woning moet zijn. ‘Blote’ eigendom zou niet volstaan .
Maar de rechtank van eerste aanleg te Hasselt verwijst deze interpretatie naar de prullenmand. Volgens de rechtbank voegt de Administratie een voorwaarde toe aan de tekst van de wet, “door te stellen dat enkel de belastingplichtige die de ‘volle’ eigendom van een onroerend goed verwerft recht heeft op de bedoelde belastingvermindering” (Rb. Hasselt 26 november 2009).