- 21 januari 2013
- Gepost door: boekhouder.be
- Categorie: FAQ
Geld lenen aan uw vennootschap?
Als bedrijfsleider kan u meerdere redenen hebben om een geldlening toe te staan aan de vennootschap. Hoe worden de interestinkomsten belast? Wanneer worden de interesten geherkwalificeerd tot een dividend? En wat gebeurt er indien er meerdere bedrijfsleiders een geldlening geven aan dezelfde vennootschap? Dit artikel geeft u op deze vragen een duidelijk antwoord.
Belastbare interesten
Een bedrijfsleider die een geldlening geeft aan de vennootschap zal het meestal niet ‘gratis’ doen en zal een rente vragen. Hoeveel rente hij mag vragen en hoeveel de marktrente bedraagt voor een dergelijk voorschot is een feitenkwestie en is o.a. afhankelijk van de financiële situatie van de vennootschap, het al dan niet achtergesteld zijn van de lening etc.
De ontvangen interesten zijn belastbare roerende inkomstenen en worden belast aan 21%. De belasting zal in de regel worden ingehouden door de uitbetalende vennootschap via de zgn roerende voorheffing. De roerende voorheffing is niet (meer) bevrijdend, d.w.z. dat u de interesten nog verplicht zal moeten aangeven in uw jaarlijkse aangifte in de personenbelasting, tenzij u aan de vennootschap zou vragen om de zgn bijkomende rijkentaks van 4% in te houden en u dus in totaal 21% roerende voorheffing en 4% bijkomende heffing betaalt. De inhouding van de rijkentaks is niet verplicht maar dient u best op voorhand te bespreken met uw fiscaal adviseur.
Herkwalificatie tot dividend
Indien u als aandeelhouder-natuurlijke persoon of bedrijfsleider van de 1ste categorie (d.i. iemand die een functie als bestuurder of zaakvoerder uitoefent) een voorschot toekent aan de vennootschap, dan zijn er grenzen waarmee u dient rekening te houden om een herkwalificatie van de interesten tot dividenden te vermijden. Die herkwalificatiegrenzen zijn ook van toepassing indien uw echtgeno(o)t(e) en/of (minderjarige) kinderen een voorschot toekennen aan de vennootschap waarin u aandeelhouder of bedrijfsleider van de 1ste categorie bent.
Interesten van voorschotten worden tot dividend geherkwalificeerd in de mate dat er één van de volgende twee grenzen wordt overschreden:
(1) hetzij indien het tarief van de gestorte interesten de op de markt toegepaste rentevoet overschrijdt;
(2) hetzij wanneer het totale bedrag van de rentegevende voorschotteen hoger is dan het gestort kapitaal bij het einde van het belastbaar tijdperk, verhoogd met de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk.
De toetsing aan de eerste grens dient per voorschot afzonderlijk te gebeuren. Voor de toetsing aan de tweede grens dient u het totale bedrag van de voorschotten in rekening te brengen, dus niet toetsen per voorschot afzonderlijk.
Voorbeeld:
Een bvba heeft op het einde van het belastbare tijdperk een werkelijk gestort kapitaal van € 24.000 en belastbare reserves van € 8.000 bij het begin van het belastbaar tijdperk. Een vennoot heeft een voorschot toegestaan van € 48.000. Hierop rekent hij een rente van 6%, die 2% boven de marktrente ligt.
De herkwalificatie gebeurt als volgt:
- Eerste grens: € 48.000 x 2% = € 960
- Tweede grens: [€ 48.000 – € 32.000] x 4% (i.e. aanvaarde marktrente) = € 640
Voor een totaal bedrag van € 2.880 interesten (€ 48.000 x 6%) zal een bedrag van € 1.600 (€ 960 + € 640) in een dividend worden geherkwalificeerd.
Wat indien meerdere bedrijfsleiders voorschotten geven?
Indien meerdere bedrijfsleiders rentegevende voorschotten geven aan hun vennootschap is een proportionele regel van toepassing. Alle voorschotten komen in aanmerking voor de appreciatie van de tweede grens. Bij overschrijding ervan moet het totale dividend proportioneel omgedeeld worden over die personen.
Voorbeeld:
Een bvba heeft een werkelijk gestort kapitaal van € 24.000 en belaste reserves van € 14.000. Vennoot A geeft een voorschot van € 26.000 en vennoot B van € 20.000. De rente bedraagt 12% terwijl de marktrente slechts 10% bedraagt. De totale bruto-rente bedraagt € 5.520 (€ 46.000 x 12%), waarvan aan vennoot A € 3.120 en € 2.400 aan vennoot B.
De herkwalificatie gebeurt als volgt:
- Eerste grens:
Vennoot A: € 26.000 x (12 – 10%) = € 520
Vennoot B: € 20.000 x (12 -10%) = € 400
Totaal = € 920 - Tweede grens:
Het totaal van de voorschotten (€ 46.000) overschrijdt de som van het werkelijk gestort kapitaal, verhoogd met de belaste reserves (€ 38.000) met € 8.000.
De overblijvende rente van € 4.600 (d.i. € 5.520 – € 920) moet ten belope van € 8.000 x 10% of € 4.600 – (€ 38.000 x 10%) = € 800 als dividend worden geherkwalificeerd.
Gevolgen van de herkwalificatie?
De vennootschap moet roerende voorheffing inhouden op de interesten betaald op voorschotten. Het belastingtarief bedraagt 21% voor overeenkomsten afgesloten na 1 maart 1990. De roerende voorheffing op interesten die geherkwalificeerd zijn tot dividenden bedraagt 25%. Bovendien, het gedeelte van de interesten dat geherkwalificeerd wordt tot dividend is geen aftrekbare kost voor de vennootschap.