Hoeveel huur mag je vragen aan je vennootschap?

Een bedrijfsleider kan een gebouw waarvan hij eigenaar is verhuren aan zijn vennootschap. Daarbij moet echter wel rekening gehouden worden met een zgn. huurherkwalificatiegrens. In de berekening van die grens speelt de revalorisatiecoëfficiënt een belangrijke rol. Onlangs is die coëfficiënt voor inkomstenjaar 2019/aanslagjaar 2020 bij KB gepubliceerd. Hoe zit dat nu concreet in elkaar?

De revalorisatiecoëfficiënt werd voor inkomstenjaar 2019 verhoogd naar 4,57 vermits die voor inkomstenjaar 2018 nog 4,47 bedroeg. Die coëfficiënt wordt gebruikt in de formule om te berekenen hoeveel huur een bedrijfsleider kan vragen voor een eigen gebouw dat hij/zij verhuurt aan zijn/haar vennootschap. Wordt die grens overschreden, dan wordt het overdreven deel aan huurinkomsten gewoon als een beroepsinkomen beschouwd. Wanneer het bedrag van deze huurprijs groter is dan 5/3e van het gerevaloriseerd kadastraal inkomen, wordt deze huurprijs dus belast als bedrijfsinkomsten. Op fiscaal vlak is dat minder gunstig vermits een bezoldiging wordt onderworpen aan de progressieve tarieven in de personenbelasting of m.a.w. aan 50%. Daar moeten ook nog eens sociale bijdragen en gemeentebelasting bijgeteld worden.  

We lichten de formule toe in een voorbeeld. Stel dat een bedrijfsleider zijn woning met een ongeïndexeerd kadastraal inkomen van 1.750 euro verhuurt aan zijn vennootschap, dan mag de maximale huur 5/3 x 4,57 x 1.750 euro of dus 13.335 euro op jaarbasis bedragen. Kortweg komt dat neer op het ongeïndexeerd kadastraal inkomen met 7,62 (5/3 x 4,57). De uitkomst van die formule is de maximale huur die een bedrijfsleider aan zijn vennootschap kan vragen zonder dat er dan van een herkwalificatie naar een bezoldiging sprake kan zijn.

Blijft u onder de herkwalificatiegrens, dan wordt de huur als een onroerend inkomen weliswaar ook privé belast aan 50%, maar het grote voordeel daarvan is dat er ook nog een kostenforfait in mindering kan gebracht worden. Ook voor het kostenforfait is die revalorisatiecoëfficient belangrijk. Die aftrek bedraagt in principe 40% voor gebouwde onroerende goederen, maar dat wordt sowieso begrensd tot 2/3 van het gerevaloriseerde kadastraal inkomen. Uw aftrek kan dus sowieso niet hoger zijn dan 3,04 keer (2/3 x 4,57) het (ongeïndexeerde) kadastraal inkomen. In het licht van het bovenstaande bekijkt u dus best met uw dossierbeheerder om uw huurprijs aan uw vennootschap te verhogen of te verlagen. Vermits de revalorisatiecoëfficiënt iets hoger licht dan die van vorig jaar, zal er wellicht meer huur kunnen gevraagd worden.