- 23 april 2013
- Gepost door: boekhouder.be
- Categorie: FAQ
Ruling vruchtgebruik anti-misbruikbepaling
Recent werd een interessante ruling gepubliceerd waarin de Rulingcommissie zich opnieuw uitspreekt over de nieuwe antimisbruikbepaling met betrekking tot vruchtgebruikconstructies (Voorafgaande beslissing nr. 2012.011 van 10 juli 2012).
casu
ging het om twee paramedici die eigenaar waren van een herenwoning waarvan zij het gelijkvloers gebruikten voor hun kabinet. De eerste verdieping werd verhuurd aan privépersonen en betrokkenen zelf bewoonden de tweede verdieping. Hun praktijk groeide uit tot een groepspraktijk met nieuwe collega’s en medewerkers waardoor ook het beroepsmatig gebruik van het pand verder uitbreidde tot de ganse benedenverdieping en de eerste verdieping.
Na de verhuis van de paramedici uit het pand werd de tweede verdieping verhuurd aan privéhuurders. Het gebouw was recent nog grondig gerenoveerd, zodat er geen investeringen of grote herstellingen te verwachten waren in de eerstkomende jaren.
De paramedici richtten een bvba op – waarvan zij zelf zaakvoerder zijn – om hun verdere activiteiten te professionaliseren en om een splitsing te maken tussen hun privévermogen en hun beroepsmatige activiteit.
De betrokkenen wensen het vruchtgebruik van het ganse pand voor een periode van 25 jaar te verkopen aan hun bvba waarbij ook de privéverhuurovereenkomst met derden voor de tweede verdieping wordt overgenomen.
Vraagstelling
·Is er overeenkomstig artikel 32 WIB 92 geen aanleiding tot het belasten van een voordeel van alle aard op het ogenblik van de verwerving van het vruchtgebruik door de vennootschap én bij de wederoverdracht van het onroerend goed op het einde van het vruchtgebruik?
·Zal de vennootschap de kosten die verband houden met de verwerving van het vruchtgebruik (o.m. afschrijvingen, financieringskosten, onroerende voorheffing, brandverzekering) mogen aftrekken als beroepskosten in de zin van artikel 49 WIB 92?
·Wordt de voorgenomen verrichting verantwoord door andere motieven dan het ontwijken van inkomstenbelastingen in de zin van artikel 344, § 1 WIB 92?
Waardering van het vruchtgebruik
De Rulingcommissie begint met erop te wijzen dat de fiscale gevolgen van vruchtgebruikconstructies telkens moeten worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke en juridische gegevens. Dat is in het bijzonder het geval voor de waardebepaling van het vruchtgebruik.
De waardebepaling moet rekening houden met de staat van het goed, de nog uit te voeren werken, de kosten die gepaard gaan met de vestiging van het vruchtgebruik en met de werkelijke bestemming die de vruchtgebruiker aan het onroerend goed zal geven.
Voor de toepassing van de inkomstenbelastingen kan immers geen gebruik worden gemaakt van de forfaitaire waarderingsmethode inzake registratierechten of successierechten.
De Rulingcommissie was van oordeel dat de waarde van het vruchtgebruik in casu correct was bepaald
Voordeel in natura
Bij de vestiging van het vruchtgebruik realiseren de paramedici logischerwijze een belastbare stopzettingsmeerwaarde, maar volgens de Rulingdienst is er geen sprake van een bijkomend belastbaar voordeel omdat de waarde van het vruchtgebruik correct bepaald is.
Er is in principe ook geen voordeel te belasten bij de uitdoving van het vruchtgebruik na 25 jaar.
De Rulingcommissie merkt op dat een belastbaar voordeel echter niet kan uitgesloten worden
1.in geval de bvba tijdens de looptijd van het vruchtgebruik kosten draagt die volgens het gemeen recht niet ten laste van de vruchtgebruiker zijn of
2.bouwwerkzaamheden verricht die bij afloop van het vruchtgebruik door het recht van natrekking naar het privévermogen van de zaakvoerders overgaan zonder passende vergoeding of
3.als het tijdelijk vruchtgebruik vervroegd wordt beëindigd.
Kostenaftrek
De Rulingcommissie is van oordeel dat de bvba de kosten die gepaard gaan met het vruchtgebruik mag aftrekken aangezien ze noodzakelijk verband houden met haar maatschappelijk doel (de uitbating van een paramedische praktijk en de verhuring aan derden) en ze gedaan of gedragen zijn om belastbare inkomsten te verwerven of te behouden.
Nieuwe antimisbruikbepaling
Op basis van de feiten in casu, heeft de Rulingcommissie er geen enkele moeite mee aan te nemen dat deze vruchtgebruikconstructie verantwoord wordt door andere motieven dan het ontwijken van inkomstenbelastingen in de zin van artikel 344, § 1 WIB 92, namelijk de wens van de bvba om het onroerend goed voor een termijn die overeenstemt met de geschatte resterende beroepsactieve periode van haar beide zaakvoerders in de vennootschap onder te brengen.
Conclusie
De Rulingcommissie bevestigt dus dat een normale vruchtgebruikconstructie, gebaseerd op normale waarden en aangegaan tegen normale voorwaarden, eigenlijk geen probleem is, zelfs niet in het licht van de nieuwe antimisbruikbepaling van artikel 344, § 1 WIB 92.
Uit de feiten blijkt dat de constructie heel normaal is:
1.het onroerend goed werd effectief gebruikt voor beroepsdoeleinden;
2.de beroepspraktijk is volkomen reëel en wordt uitgeoefend in samenwerking met derden;
3.aan het onroerend goed bestaat een reële behoefte;
4.de waardebepaling is correct;
5.de overeengekomen voorwaarden zijn de normale voorwaarden van het vruchtgebruik.
In dergelijke omstandigheden moet men zich bijgevolg geen zorgen maken over de fiscale gevolgen van de vruchtgebruikconstructie.