- 30 november 2012
- Posted by: boekhouder.be
- Categorie: FAQ
Dergelijke formuleringen leiden soms tot onaangename resultaten. Denk maar aan de situatie waarbij de verzekeringsnemer een testament heeft opgesteld ten gunste van een derde (bijvoorbeeld een samenwonende levensgezel(lin)). Indien dan in de levensverzekeringsovereenkomst gebruikt is gemaakt van voornoemde standaardformule heeft deze testamentair derde geen aanspraak op de uitkering uit de levensverzekering.
Om hieraan een einde te stellen heeft de wetgever ingegrepen (art. 110/1 Wet Landverzekeringsovereenkomst). Sinds 4 maart 2012 is de verzekeringsprestatie immers verschuldigd aan de nalatenschap indien de wettelijke erfgenamen, zonder bij naam te zijn vermeld, als begunstigde zijn aangewezen. Tegenbewijs of andersluidend beding is wel nog mogelijk. In concreto betekent dit dat (a) bij afwezigheid van testament de wettelijke erfgenamen de begunstigden zijn of (b) bij aanwezigheid van testament de uitkering wordt verdeeld volgens de testamentaire bepalingen.
Voor de overeenkomsten die dateren van voor 4 maart 2012 geldt een overgangsperiode van twee jaar. Gedurende deze periode kan de verzekeringsnemer uitdrukkelijk afzien van de toepassing van de nieuwe regel. Bij gebrek aan dergelijke verklaring tijdens de overgangsperiode zullen alle lopende verzekeringscontracten eveneens onderworpen zijn aan de nieuwe bepaling.
Alle verzekeringscontracten onderworpen aan de Wet op de Landverzekeringsovereenkomst vallen onder de nieuwe bepaling. M.a.w. zowel individuele verzekeringen als groepsverzekeringen.