Meerwaarde op aandelen soms belastbaar

 

De belastbaarheid van de meerwaarden op aandelen van particulieren heeft de laatste jaren meer dan eens ter discussie gestaan. Dat was vooral het geval bij meerwaarden die behoren tot een aanmerkelijk belang in een buitenlandse vennootschap.

In beginsel

zijn meerwaarden die natuurlijke personen verwezenlijken buiten de uitoefening van een beroepswerkzaamheidovereenkomstigartikel 90, 1° van het Wetboek van Inkomstenbelastingen (verder WIB92) onbelast.

Voorwaarde

is dat zij voortkomen uit verrichtingen die kaderen binnen het normaal beheer van het privévermogenen dat er geen sprake is van speculatie.

Daarop bestond een uitzondering

voor meerwaarden die behoren tot een zogenaamd ‘aanmerkelijk belang in een binnenlandse vennootschap’.
Er is sprake van een aanmerkelijk belang

X als de overdrager (of zijn rechtsvoorganger als hij de aandelen niet verkreeg onder bezwarende titel)

X op enig tijdstip in de loop van vijf jaar voor de overdracht,

X alleen of samen met zijn echtgenote of afstammelingen,

X rechtstreeks ofonrechtstreeks

X meer dan 25 procent van de rechten bezat van de vennootschap waarvan de aandelen worden overgedragen.

Wanneer belastbaar?

Overeenkomstigartikel 90, 9° WIB92 zijn zulke meerwaarden belastbaar als de overdracht gebeurt aan een buitenlandse rechtspersoon, zelfs als de verrichting behoort tot een normaal beheer van het privévermogen.
De belastbaarheid wordt dus voorbehouden voor de overdracht aan een buitenlandse rechtspersoon of publieke instelling.
Omdat die beperking tot buitenlandse rechtspersonen zonder onderscheid indruist tegen de vrijheid van vestiging en van kapitaal uit het EU-verdrag, werd België in 2004 veroordeeld door het Europees Hof van Justitie. Het moest zijn wetgeving aanpassen.

De lidstaten moeten hun bevoegdheidinzakedirecte belastingen immers uitoefenen in overeenstemming met het gemeenschapsrecht.

Aanpassing wet
In de wet tot omzetting van de fusierichtlijn komt de Belgische wetgever daaraan tegemoet. Er zal in de toekomst dus enkel nog sprake zijn van aanmerkelijk belangbelasting als de verkoop gebeurt aan een rechtspersoon die niet gevestigd is in de Europese Economische Ruimte.

Verkoop kadert in normaal beheer privévermogen

Over de vrijstelling van meerwaarden die door particulieren worden gerealiseerd op aandelen die zij ten privatieve titel aanhouden (artikel 90, 1° WIB92) rijst de vraag of een bepaalde verrichting al dan niet kadert binnen het normaal beheer van privévermogen.

Voor de inbreng van privéaandelen in een eigen opgerichte holding (interne meerwaarden) stelde de belastingadministratie aanvankelijk dat de meerwaarden die worden gerealiseerd naar aanleiding van de inbreng van de aandelen van de eigen vennootschap in een eigen holding, belastbaar waren omdat zulke verrichting niet kaderde binnen het normaal beheer van een privévermogen.

Dit standpunt van de fiscus lokte hevige reactie uit. Op basis van artikel 90, 1° WIB92 is het immers de belastingdienst die voor elk concreet geval moet aantonen dat de verrichting niet kadert binnen het normaal beheer van een privévermogen. Doora priori te stellen dat een inbreng in een eigen holding een verrichting is die niet kadert binnen het normaal beheer van privévermogen, wordt de bewijslast van de fiscus wel erg eenvoudig gemaakt. Bovendien ging dit standpunt ook voorbij aan de rechtspraak die stelde dat de inbreng van aandelen in een eigen holding in bepaalde gevallen wel normaal beheer was waardoor geen meerwaarde kon belast worden.

Daarenboven bleek de belastingheffing op basis van artikel 90, 1° WIB92 in bepaalde gevallen ook in strijd met de Europese fusierichtlijn. De fusierichtlijn stelt uitdrukkelijk dat een aandelenruil geen aanleiding kan geven tot enige belastingheffing op het inkomen, de winst of de meerwaarden. Hoewel de fusierichtlijn in principe enkel van toepassing is op grensoverschrijdende aandelenruil en een binnenlandse aandelenruil dus aan het toepassingsgebied van de fusierichtlijn lijkt te ontsnappen, is het weinig waarschijnlijk dat de Belgische regering op deze manier investeringen in België wil ontmoedigen.

Verkoop aan eigen Holding toch vrijstelling mogelijk

De minister van Financiën schaafde het standpunt bij. Hij vond daarvoor steun bij de Rulingcommissie.
Het algemeen standpunt luidde dat meerwaarden op aandelen die gerealiseerd worden bij de verkoop van aandelen aan een eigen holding fiscaal niet onbelast kunnen blijven, maar in geval van inbreng wilde men voortaan voorwaardelijk aanvaarden dat die verrichting tot het normale beheer van het privévermogenbehoort.

Daarvoor zijn er een aantal voorwaarden:

1. De holdingvennootschap mag gedurende een periode van drie jaarterekenen vanaf de inbreng geen kapitaalvermindering doorvoeren;

2. Ook de werkmaatschappij mag gedurende die periode geen kapitaalvermindering doorvoeren tenzij de middelen door de holding worden gebruikt voor nieuwe investeringen of financiering van andere vennootschappen;

3. De werkmaatschappij mag gedurende drie jaar na de inbreng haar dividendpolitiek niet wijzigen in vergelijking met vroeger, tenzij kan worden aangetoond dat die middelen door de holdingvennootschap worden gebruikt voor nieuwe investeringen;

4. De door de werkmaatschappij betaaldemanagementfees moeten gedurende drie jaar vanaf de inbreng overeenstemmen met de vroegere bedrijfsleiderbezoldigingen.

 

In navolging van dit algemeen standpunt, werden er tot dusver tal van positieve rulings afgeleverd. De belastingplichtigen die ‘vergaten’ een ruling aan te vragen, vonden steun bij de rechtspraak van het Hof van Cassatie. Immers, daar waar de fiscus van oordeel is dat het totale bedrag van de gerealiseerde meerwaarde (het verschil tussen de werkelijk ontvangen waarde en de aanschaffingswaarde van de aandelen) belastbaar is ingeval van speculatie, stelde het Hof van Cassatie dat enkel het gedeelte dat voortvloeit uit de verrichting die de grenzen van het normaal beheer van het privévermogen overschrijdt belastbaar is. In het wetsontwerp tot omzetting van de fusierichtlijn, dat momenteel aan de Senaat is voorgelegd, heeft de Belgische wetgevergepoogdaan deze discussies een einde te stellen. Voortaan zal dus de volledige meerwaarde belastbaar zijn en niet het enkel het deel dat voortvloeide uit het abnormaal karakter van de verrichting, zoals het Hof van Cassatie gesteld had.

 

Toch nog ruling

Meeringlobo kunnen we stellen dat de fusierichtlijn voor meerwaarden die gerealiseerd worden door natuurlijke personen op privaat aangehouden aandelen die onder de bestaande regeling vrijgesteld zijn van belastingheffing, niets fundamenteels wijzigt.

De problematiek van de privémeerwaarden verhuistevenwelvan artikel 90, 1° WIB92 naar artikel 90, 9° WIB92, maar de omschrijving van het normaal beheer blijft dezelfde.
Evenwel
voorziet het wetsontwerp tot omzetting van de fusierichtlijn in een nieuwe en slechts ‘tijdelijke’ vrijstelling voor verrichtingen die gelden als een aandelenruil in de zin van de fusierichtlijn, maar dieniet kaderen in het normaal beheer van het privévermogen en die niet hoofdzakelijk een fiscaal oogmerk hebben. Dan is de belastingvrijstelling slechts tijdelijk. Ze gaat verloren indien de in ruil verkregen aandelen buiten bezit gesteld worden of het voorwerp uitmaken van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling. De belastingplichtige die de vrijstelling wil genieten, zal bij zijn aangifte personenbelasting ter staving het bewijs moeten leveren dat de vrijstellingsvoorwaarden nog vervuld zijn en dat hij de in ruil verkregen aandelen dus nog in zijn bezit heeft.

De regering heeft met deze tekst bepaalde onzekerheden weggenomen. Toch valt het te betreuren dat er nog steeds geen duidelijke criteria zijn die omschrijven wanneer een verrichting kadert binnen het normaal beheer van het privévermogen. Om die reden is de rulingpraktijk nog steeds van belang om daarover uitsluitsel te krijgen. De voorwaarden die de rulingcommissie uitwerkte in haar algemeen standpunt, lijken dus nog steeds van toepassing te zijn.

Om zekerheid te hebben, blijft het aangewezen een voorafgaande beslissing van de rulingcommissie te krijgen. Dat wordt verder ingegeven vanuit de ontwikkeling dat in geval van speculatie de ganse meerwaarde belastbaar wordt verklaard door de nieuwe wet en de gunstige cassatierechtspraak buiten spel werd gezet.