Met singles onder één dak: minder kosten, zelfde belastingen minder kosten, zelfde belastingen

 

Vaste kos­ten

Huur

Laten we be­gin­nen met de groot­ste klap­per: voor je woon­kos­ten scheelt het hon­der­den euro’s als je als sin­gle een wo­ning deelt met een of meer an­de­ren. En dat ligt voor­al aan de be­spa­ring op huur.

110 euro Een ap­par­te­ment met twee slaap­ka­mers huren kost ge­mid­deld 110 euro meer dan een­tje met één slaap­ka­mer.

Filip De­wae­le van de ge­lijk­na­mi­ge vast­goed­groep fil­ter­de de huur­prij­zen van meer dan 3.700 ap­par­te­men­ten (geen stu­dio’s) op de pri­va­te markt vol­gens het aan­tal slaap­ka­mers. De huur voor een ap­par­te­ment met één slaap­ka­mer be­droeg in de pe­ri­o­de 2012-2016 ge­mid­deld bijna 540 euro. Voor een ap­par­te­ment met twee slaap­ka­mers was dat ge­mid­deld een 650 euro, en wie meer slaap­ka­mers wil, be­taalt zowat 780 euro.
An­ders ge­zegd: wie al­leen huurt, kijkt tegen 540 euro per maand aan. Wie de huur van een ap­par­te­ment met twee slaap­ka­mers kan delen, komt er met 325 euro per per­soon.
Toe­ge­ge­ven, je moet goede vrien­den zijn en goede af­spra­ken maken om keu­ken, woon­ka­mer en bad­ka­mer te delen, maar fi­nan­ci­eel loont de vriend­schap dus.
Water

Op de nuts­fac­tu­ren zal je geen hon­der­den euro’s per maand be­spa­ren, maar tikt de be­spa­ring in een jaar toch aan.

De wa­ter­f­ac­tuur valt on­gun­sti­ger uit voor een sin­gle: daar­in zit­ten drie be­dra­gen van ‘vaste rech­ten’ per aan­slui­ting, waar­op een kor­ting geldt per ge­do­mi­ci­li­eer­de. Wie met tweeën op het­zelf­de adres ge­do­mi­ci­li­eerd is, met of zon­der amou­reu­ze band, be­taalt maar één keer die vaste rech­ten (samen 100 euro per jaar) én krijgt die kor­tin­gen (19 euro per ge­do­mi­ci­li­eer­de) dus dub­bel.
Of je veel min­der water per per­soon gaat ver­brui­ken, valt te be­twij­fe­len: dub­bel zo­veel dou­che­beur­ten en toi­let­be­zoe­ken, dub­bel zo­veel kle­ding was­sen,…
Elek­tri­ci­teit

En wat met de stroom­fac­tuur? Ook daar valt het daad­wer­ke­lij­ke ver­bruik niet echt lager uit door samen te wonen. Een ge­mid­deld een­per­soons­ge­zin ver­bruikt zowat 1.500 kWh per jaar, weet de net­be­heer­der In­frax, en een ge­mid­deld twee­per­soons­ge­zin 3.000 kWh per jaar.

Tot 2015 zat er een stuk­je ‘gra­tis ver­bruik’ in de stroom­fac­tuur ver­re­kend, en dat werd per ge­do­mi­ci­li­eer­de toe­ge­kend, dus dat ef­fect is in­tus­sen ver­dwe­nen.

103 euroDe Tur­tel­taks be­draagt al­tijd min­stens 103,37 euro, ook al ver­bruikt een al­leen­staan­de veel min­der stroom.

Een klei­ne si­mu­la­tie via de V-test leert dat alle com­po­nen­ten van de stroom­fac­tuur dub­bel zo hoog lig­gen als je 3.000 kWh ver­bruikt, te­gen­over de re­ke­ning voor 1.500 kWh. Be­hal­ve één: de ‘bij­dra­ge ener­gie­fonds’ be­draagt in beide ge­val­len wel­ge­teld 103,37 euro per jaar. Die bij­dra­ge, waar­van de bij­naam Tur­tel­taks u wel­licht meer zegt, be­draagt mi­ni­maal 103,37 euro, ook voor de klein­ste ver­brui­kers. Die hoef je dus niet meer al­le­bei apart te be­ta­len als je be­sluit met een vriend of vrien­din samen te wonen en één elek­tri­ci­teits­aan­slui­ting te delen.
Nog een laat­ste mee­val­ler voor de schoon­maak van de wo­ning: beide huis­ge­no­ten kun­nen elk tot 156 dien­sten­che­ques per jaar kopen met be­las­ting­voor­deel. Die che­ques kos­ten in Vlaan­de­ren 9 euro, maar dank­zij het be­las­ting­voor­deel is de wer­ke­lij­ke kost­prijs maar 6,30 euro.

Je moet goede vrien­den zijn om keu­ken, woon­ka­mer en bad­ka­mer te wil­len delen, maar fi­nan­ci­eel loont de vriend­schap wel.

Uit­ke­rin­gen

Sa­men­wo­nen met twee of meer is door de ge­deel­de kos­ten nor­maal ge­zien goed­ko­per dan al­leen wonen. Voor som­mi­ge uit­ke­rin­gen wordt dat in re­ke­ning ge­no­men, voor an­de­re niet.

Werk­loos­heids­uit­ke­ring

Als een van de al­leen­staan­de vrien­den een werk­loos­heids­uit­ke­ring ont­vangt, kan die lager uit­val­len als zij be­slui­ten samen te gaan wonen. De uit­ke­ring ligt lager voor sa­men­wo­ners dan voor al­leen­staan­den, en om van sa­men­wo­nen te spre­ken hoeft er geen een af­fec­tie­ve band of een kwa­li­fi­ca­tie als ‘part­ner’ te zijn. Voor de werk­loos­heids­re­gle­men­te­ring is ‘sa­men­wo­nen’ onder het­zelf­de dak wonen en ge­meen­schap­pe­lijk de be­lang­rijk­ste aan­ge­le­gen­he­den re­ge­len. Het hoeft niet te gaan om een vol­le­dig ge­meen­schap­pe­lijk huis­hou­den.

Of het dan gaat om sa­men­wo­nen, is een fei­ten­kwes­tie: er wordt voor­al na­ge­gaan of de be­trok­ke­ne(n) door het delen van kos­ten geld be­spa­ren en dus een eco­no­misch voor­deel heb­ben. Of ze bei­den op het adres ge­do­mi­ci­li­eerd zijn, is zelfs niet door­slag­ge­vend.
Een werk­lo­ze die aar­dig wat geld be­spaart door een wo­ning te delen, wordt dus als sa­men­wo­nen­de be­schouwd. Of dat met of zon­der ge­zins­last is, hangt af van de ver­want­schap en van het type en be­drag van het in­ko­men van de an­de­re.
Wie sa­men­woont met een broer of zus die geen be­roeps- of ver­van­gings­in­ko­men heeft, is een sa­men­wo­nen­de mét ge­zins­last (ho­ge­re uit­ke­ring). Heeft broer of zus wel een in­ko­men, dan is de werk­lo­ze sa­men­wo­nend zon­der ge­zins­last (la­ge­re uit­ke­ring).
Is er geen fa­mi­lie­band en geen amou­reu­ze band maar gaat het om lou­ter vrien­den, dan is men al­tijd sa­men­wo­ner zon­der ge­zins­last. Wordt de vriend(in) toch de part­ner en heeft die geen in­ko­men, dan wordt men sa­men­wo­ner mét ge­zins­last.
Tijds­kre­diet

Ook de pre­mie bij tijds­kre­diet kan bij het sa­men­wo­nen wat lager uit­val­len. Bij vol­tijds tijds­kre­diet maakt het niet uit, maar bij half­tijds of 1/5de tijds­kre­diet valt de net­to­pre­mie wat hoger uit voor een al­leen­staan­de. De RVA kijkt de ge­zins­sa­men­stel­ling na in het Rijks­re­gis­ter: wie op het­zelf­de adres samen met een an­de­re per­soon is ge­do­mi­ci­li­eerd, wordt be­schouwd als een sa­men­wo­nen­de werk­ne­mer.

Pen­si­oen

Wat pen­si­oe­nen be­treft, wordt er an­ders ge­oor­deeld: enkel het hu­we­lijk is de re­fe­ren­tie om een pen­si­oen toe te ken­nen of aan te pas­sen bij een ge­wij­zig­de ge­zins­sa­men­stel­ling. Zo be­staat er een ge­zins­pen­si­oen dat een ver­ho­ging van 25 pro­cent in­houdt als de ge­pen­si­o­neer­de sa­men­woont met ie­mand met een zeer laag eigen pen­si­oen. Maar dat geldt enkel voor ge­huw­den. Sa­men­wo­nen of wet­te­lijk sa­men­wo­nen heeft geen in­vloed op het pen­si­oen. En ook niet op een even­tu­eel sup­ple­ment voor een uit de echt ge­schei­den per­soon: daar wij­zigt niets aan wan­neer er ie­mand, zon­der te huwen, onder het­zelf­de dak bij­komt.

Wie een eco­no­misch voor­deel heeft door met ie­mand onder het­zelf­de dak te wonen, wordt voor de werk­loos­heids­uit­ke­ring als sa­men­wo­nen­de be­han­deld.

Be­las­tin­gen

Per­so­nen­be­las­ting

Het is al­ge­meen be­kend: al­leen­staan­de werk­ne­mers zon­der kin­de­ren be­ho­ren tot de zwaarst be­las­te ter we­reld. Vol­gens be­re­ke­nin­gen van de Or­ga­ni­sa­tie voor Eco­no­mi­sche Sa­men­wer­king en Ont­wik­ke­ling (OESO) ziet een sin­gle met een ge­mid­deld in­ko­men 55,3 pro­cent van zijn loon aan be­las­tin­gen op­gaan. Sa­men­wo­nen met een vriend of vrien­din tem­pert die be­las­ting­druk niet. Zelfs niet als die huis­ge­noot wei­nig of geen in­kom­sten heeft. De per­so­nen­be­las­ting wordt apart be­ke­ken. Al­leen voor ge­huw­de en wet­te­lijk sa­men­wo­nen­de part­ners is er het be­las­ting­voor­deel van het zo­ge­naam­de hu­we­lijks­quo­tiënt. Daar­mee kan tot 30 pro­cent van het in­ko­men van de ene part­ner fic­tief wor­den toe­ge­we­zen aan de an­de­re, waar­door een deel van het in­ko­men aan de hoog­ste be­las­ting­ta­rie­ven ont­snapt.

Lo­ka­le be­las­tin­gen

Voor lo­ka­le be­las­tin­gen brengt sa­men­wo­nen geen soe­laas. ‘Beide huis­ge­no­ten zijn in­ge­schre­ven in de­zelf­de ge­meen­te en moe­ten elk de­zelf­de lo­ka­le be­las­tin­gen be­ta­len’, zegt fis­caal ad­vo­caat Thier­ry Lau­wers. ‘Wordt er een pro­vin­cie­be­las­ting ge­he­ven, dan be­taalt elke vriend ook die pro­vin­cie­be­las­ting.’

Er­fe­nis

Kin­der­lo­ze sin­gles wor­den ge­con­fron­teerd met de hoog­ste ta­rie­ven van de erf­be­las­ting. Ze lopen in het Vlaams Ge­west op van 30 tot 65 pro­cent voor er­fe­nis­sen tus­sen broers en zus­sen en van 45 tot 65 pro­cent voor er­fe­nis­sen tus­sen an­de­ren. Dat is fors meer dan wat be­taald wordt op een na­la­ten­schap aan kin­de­ren of een part­ner: 3 tot 27 pro­cent.

Op dat vlak is er een licht­punt­je voor wie zou be­slis­sen iets te wil­len na­la­ten aan zijn huis­ge­noot. De laag­ste ta­rie­ven voor een ver­krij­ging tus­sen part­ners gel­den ook voor per­so­nen die min­stens één jaar on­on­der­bro­ken met de erf­la­ter sa­men­wo­nen en een ge­meen­schap­pe­lij­ke huis­hou­ding voe­ren. Sa­men­wo­nen­de broers en zus­sen of vrien­den kun­nen dus ook de ta­rie­ven ‘in rech­te lijn’ ge­nie­ten. Let wel, sa­men­wo­nen­de vrien­den erven niet au­to­ma­tisch van el­kaar.
Wat is een ‘ge­meen­schap­pe­lij­ke huis­hou­ding’? De in­schrij­ving op het­zelf­de adres le­vert een ver­moe­den, maar dat is weer­leg­baar. Bij be­twis­ting kan de ge­meen­schap­pe­lij­ke huis­hou­ding be­we­zen wor­den, met bij­voor­beeld een ge­za­men­lij­ke be­ta­ling van nuts­voor­zie­nin­gen en an­de­re huis­hou­de­lij­ke kos­ten.