- 17 maart 2010
- Gepost door: boekhouder.be
- Categorie: FAQ
VRUCHTGEBRUIK – NAAKTE EIGENDOM
Aankoop onroerend goed
Soms willen ouders bij de aankoop van een onroerend goed het genot ervan behouden tot aan het overlijden van de langstlevende onder hen, maar tegelijk reeds het onroerend goed doorgeven aan de volgende generatie. De volgende constructie wordt wel eens geadviseerd: de ouders kopen het onroerend goed aan in vruchtgebruik en hun kinderen krijgen de naakte eigendom. Op het eerste gezicht lijkt een dergelijke constructie aan de kinderen een financieel voordeel te verstrekken. Toch houdt u hierbij best rekening met de volgende fiscale aspecten.
Risico op vlak van erfrecht
Indien de ouders meerdere kinderen hebben en het onroerend goed slechts aan een of aan enkelen van hen wensen over te maken, moet het onroerend goed in eerste instantie aangekocht worden door alle kinderen in naakte eigendom. Nadien moeten zij uit onverdeeldheid treden teneinde het onroerend goed toe te bedelen aan desbetreffend kind.
Deze procedure wordt gevolgd om elk risico tot inkor-ting uit te sluiten op het ogenblik van overlijden van iedere ouder. Ieder kind is gerechtigd op een reserve, zijnde een abstract gedeelte van de opengevallen nalaten-schap (zie het Belgische erfrecht). Bij aantasting van de reserve door de overeenkomst beschikt het desbetreffende kind over het recht een vordering tot inkorting in te stellen voor de bevoegde rechtbank. Dit recht tot inkor-ting kan evenwel niet meer worden ingesteld als alle kin-deren in de aankoopakte een gelijk percentage kopen in naakte eigendom, aangezien er dan geen benadeling is geweest in hoofde van ieder kind.
Risico op het vlak van de successierechten
Op het vlak van de Belgische successierechten wijzen we op volgende wettelijke fictie (art. 9 W. Succ.). Bij aankoop van een onroerend goed voor het vruchtgebruik door de ouders en voor de naakte eigendom door de kinderen vermoedt de wetgever dat het onroerend goed zich in volle eigendom in de nalatenschap van de ouders bevindt op het ogenblik van ieders overlijden en door de kinderen als legaat werd verkregen. Er zullen bijgevolg successierechten verrekend worden over dit onroerend goed.
Opdat deze wettelijke fictie van toepassing is, moeten de volgende voorwaarden worden vervuld:
a) Verkrijging van roerende of onroerende goederen door de ouders (overledene) voor het vruchtgebruik en door hun kinderen (erfgenamen) voor de blote eigendom.
b) Verkrijging onder bezwarende titel
Deze wettelijke fictie is niet van toepassing op verkrijgingen voortkomend uit een schenking of erfenis, behalve bij inschrijvingen van effecten op naam of aan toonder.
c) Datum van de verrichting
Het tijdstip waarop de verrichting plaatshad, heeft geen belang. Dit is in tegenstelling tot artikel 7 W. Succ., waarvoor een termijn van 3 jaar voor overlijden geldt.
d) Gezamenlijke verkrijging van het vruchtgebruik door de ouders (overledene) en van de naakte eigen-dom door de kinderen (erfgenamen)
e) Verkrijging van vruchtgebruik
(Geen recht van bewoning of van gebruik.) In dit geval ontsnapt men aan artikel 9 W. Succ.
f) Schenker – overledene
In casu is de verkrijging van het vruchtgebruik op naam van beide echtgenoten bedongen. Dan zal bij ieders openvallen van de nalatenschap voormelde fictie optreden, telkens voor de helft.
g) Erfgenaam, legataris, begiftigde of tussenpersoon
De door de overledene begunstigde persoon moet zijn erfgenaam, legataris of begiftigde zijn. Het feit dat de erfgenaam op datum van overlijden van de schenkeroverledene door testament is uitgesloten of de nalatenschap verworpen heeft, is zonder belang. Zonder belang is ook het feit dat de legataris of begiftigde zijn legaat of contractuele erfstelling verworpen heeft. De roeping tot erfgenaam, legataris of begiftigde op datum van overlijden volstaat. De hoedanigheid van erfgenaam, legataris of begiftigde is te beoordelen op datum van overlijden. Dat men die hoedanigheid nog niet had op datum van de verrichting doet er niet toe. Wat tevens vereist is, is dat de begunstigde langer leeft dan de schenker-overledene.
Voormelde fictie kan weerlegd worden door aan te to-nen dat de verkrijging in hoofde van de kinderen (erfge-namen) naakte eigenaars geen bevoordeling inhield. Dit bewijs kan gebeuren met alle middelen van recht, getuigen en vermoedens inbegrepen.
Zo kan het bewijs geleverd worden door aan te tonen :
- dat hij de nodige persoonlijke financiële middelen bezat om zijn deel in naakte eigendom te kopen door eigen geld voortkomend uit een erfenis of schenking. Het kan zelfs gaan om geld hem geschonken door de schenker-overledene zelf. Opgelet: als dit binnen de drie jaar voor overlijden plaatsvindt, is art. 7 W. Succ. van toepassing;
- dat hij werkelijk die financiële middelen besteed heeft tot betaling van zijn gedeelte in de prijs;
- dat de prijs, overeenstemmend met de naakte eigendom, als juist mag worden beschouwd ten overstaan van het deel vruchtgebruik. Men zal hiertoe de levenstabellen gebruiken.
Indien niet kan bewezen worden dat de aankoop geen bevoordeling verbergt, doch er uitgemaakt wordt dat de ouders (overledene) werkelijk het levenslang recht heeft genoten, is er aanleiding tot een evenredige vermindering op de belastbare grondslag, berekend overeenkomstig artikel 12 van het W. Succ.
De berekening van artikel 12 gebeurt stapsgewijs:
- De waarde van het vruchtgebruik wordt forfaitair geraamd op 4% van de waarde op datum van ver-krijging van de volle eigendom.
- Deze waarde wordt vervolgens gekapitaliseerd aan 4%, rekening houdend met het aantal volle jaren gedurende dewelke de overledene het vruchtgebruik heeft genoten. Dit is de waarde van het vruchtgebruik.
- Deze waarde van het vruchtgebruik brengt men in mindering van de waarde van de volle eigendom.
- Het bedrag dat berekend werd in stap 3 zet men om naar het bedrag op datum van overlijden (door middel van de zogenaamde ‘regel van drie’).
Aspecten op vlak van inkomstenbelastingen
De onroerende inkomsten zullen belastbaar zijn in hoofde van de ouders (vruchtgebruikers), tot bij het overlijden van de langstlevende onder hen. Enkel de vruchtgebruikers kunnen genieten van de gewone intrestaftrek in geval van aankoop van het onroerend goed door middel van schulden specifiek aangegaan om voormeld onroerend goed aan te kopen. Bij verkoop zal de eventuele belastbare meerwaarde verdeeld worden over de vrucht-gebruikers enerzijds en de naakte eigenaars anderzijds.
Aspecten op vlak van registratierechten
Aankoop ten bezwarende titel van een onroerend goed door de ouders ten belope van het vruchtgebruik en de kinderen ten belope van de naakte eigendom zal onderworpen worden aan het evenredig recht vastgesteld voor de overdracht ten bezwarende titel van onroerende goederen in België gelegen, zijnde 10%. Als een einde wordt gesteld aan de onverdeeldheid tussen kinderen – naakte eigenaars met betrekking tot het onroerend goed, wordt het registratierecht van 1% geheven op de overeengekomen waarde van het onroerend goed, met als minimum de verkoopwaarde van de naakte eigendom.