Wat is interessante manier om geld uit te keren na Di Rupo wijzigingen?

 

‘Stel, u bent 40 jaar. Over hoeveel kapitaal moet u op uw 65ste beschikken om tot uw 90ste maandelijks een bedrag met huidige koopkracht van 1.000 euro te kunnen uitgeven? Het antwoord is 400.000 euro.’

In de tweede pensioenpijler kan een zelfstandige kiezen voor zowel een VAPZ (Vrij Aanvullend Pensioen voor Zelfstandigen) als voor een IPT-verzekering (individuele pensioentoezeggingsverzekering).
Het verschil tussen beide heeft te maken met wie de storting doet. Bij een VAPZ is dat de zelfstandige zelf, bij een IPT is dat de vennootschap.

Zowel bij een VAPZ als bij een IPT zijn de premies aftrekbaar, maar de bedragen die u kunt storten, zijn begrensd. Zelfstandigen in hoofdberoep kunnen in een gewone VAPZ maximaal 3.018 euro storten in 2013. Bij een IPT wordt het maximumbedrag bepaald op basis van de veel ruimere 80%-grens. Die houdt in dat de wettelijke en aanvullende pensioenen (eerste en tweede pijler) niet meer mogen bedragen dan 80 procent van de laatste normale brutojaarbezoldiging. Hoe hoger dus de bezoldiging, hoe meer ruimte voor de IPT-verzekering.

Het potentieel van een IPT is ook groter. Twee ingrepen van de regering-Di Rupo hebben de IPT-verzekering nog aan belang doen winnen.

Ten eerste heeft de regering een einde gemaakt aan de zogenoemde interne pensioenvoorziening. Die bestond erin dat in de vennootschap zelf gespaard werd voor een pensioen. Er werd dan een contract opgesteld waarin stond dat de bedrijfsleider op pensioenleeftijd een bepaald bedrag uitgekeerd zou krijgen. Veel bedrijfsleiders pasten dat principe toe omdat er geen premietaks op gold. De regering heeft nu een einde gemaakt aan de interne pensioenvoorziening. Het lijdt geen twijfel dat dat een groei van de (externe) IPT-verzekering tot gevolg zal hebben.

Roerende voorheffing

Een tweede ingreep van de regering-Di Rupo bestaat uit de verhoging van de roerende voorheffing. Heel wat vennootschappen genoten jaren een verlaagd tarief van roerende voorheffing op de dividenden. Dat gold onder meer voor bedrijven die na 1 januari 1994 waren opgericht en waarvan de aandelen nominatief waren. In 2011 betaalden de aandeelhouders op de dividenden van die aandelen nog een roerende voorheffing van 15 in plaats van 25 procent. In twee stappen heeft de regering dat verlaagde tarief ongedaan gemaakt. Sinds begin 2013 geldt een algemene roerende voorheffing van 25 procent voor vrijwel alle dividenden.

Precies die verhoging maakt een dividenduitkering nog minder aantrekkelijk in vergelijking met een storting in een IPT-verzekering. Netto houdt de bedrijfsleider minder over van een dividenduitkering. Een brutodividend van 1.000 euro levert de bedrijfsleider netto 495 euro op. Stort hij de 1.000 euro in een IPT-verzekering, dan verdwijnt netto 910 euro in het plan.

20%

Vanaf 1 juli 2013 wordt de taks verhoogd van 16,5 naar 20 procent voor wie zijn pensioenkapitaal uit de tweede pijler al op zijn 60ste opvraagt.

Bij de uitkering van de IPT-verzekering moet de bedrijfsleider wel nog rekening houden met sociale bijdragen en een eindtaks. Die taks bedraagt 10 procent bij een opvraging op 65 jaar. Wie de centen tussen 60 en 64 jaar opvraagt, betaalt 16,5 procent. Vanaf 1 juli 2013 wordt het tarief voor 60- en 61-jarigen verhoogd tot respectievelijk 20 en 18 procent.

Let echter op. Een storting in een IPT is enkel fiscaal aftrekbaar als voldaan is aan de 80%-regel. Zit u tegen die grens, dan zal een hogere bezoldiging noodzakelijk zijn om ook uw IPT uit te breiden.

Aanvullend pensioen levert netto meest op

Filip is 50 jaar en zelfstandige in zijn eenmanszaak. Om zijn aanvullend pensioen te verhogen, zet zijn vennootschap elk jaar 1.000 euro opzij voor zijn IPT-verzekering. Binnen de 80%-regel heeft hij daar nog heel wat ruimte voor. De jaarlijkse stortingen leveren Filip op 65-jarige leeftijd een nettokapitaal op van 14.275 euro. Had hij gekozen voor een dividenduitkering en dat bedrag elk jaar belegd tegen 3 procent per jaar, dan had hem dat netto slechts 9.208 euro opgeleverd. Dat komt omdat de dividenden zwaarder belast worden aan de bron en u van de 1.000 euro netto minder dan de helft overhoudt. Hetzelfde geldt voor een loonsverhoging. Een jaarlijkse verhoging van het brutoloon levert bij een belegging tegen 3 procent per jaar een nettobedrag op 65 jaar op van 8.112 euro.

Beschrijving: Klik op het beeld om te vergroten.