- 26 maart 2013
- Gepost door: boekhouder.be
- Categorie: FAQ
De rechtbank van eerste aanleg bevestigde dat een vennootschap op de creditstand van een rekening-courant van een bestuurder dezelfde rente mag toepassen als degene die de administratie hanteert voor de berekening van een voordeel van alle aard op een debetstand rekening-courant (Rb. Bergen, 6 december 2012).
De afgelopen jaren werd meermaals de vraag gesteld of op een creditstand rekening-courant dezelfde rente mag worden gevraagd als op een debetstand. Recent deed de rechtbank van eerste aanleg te Bergen hierover een interessante uitspraak.
Een vennootschap had een vrij aanzienlijke schuld aan één van haar zaakvoerders die geboekt werd in rekening-courant. Hierop paste de vennootschap een rentevoet toe van 8,2 %, zijnde exact dezelfde interest als degene die luidens artikel 18 KB WIB 92 toepasselijk is op niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd. Deze interestvoet wordt steeds toegepast op het voordeel dat voortvloeit uit een debetstand rekening-courant. In een bericht van wijziging herleidde de taxatiedienst die interestvoet tot 4,95 %. Zij oordeelde dat de door de belastingplichtige gehanteerde rente de marktrente overschreed. Als gevolg daarvan werd een gedeelte van de interest (3,25 %) geherkwalificeerd in een dividend, conform artikel 18, 14° WIB 92. Door de herkwalificatie was ook het tarief van 25 % roerende voorheffing verschuldigd.
De 4,95 % was vastgesteld op basis van de rentevoet van Belgostat, die de gemiddelde marktrente zou zijn voor kredieten van minder dan 1.000.000 euro en met een duurtijd van minder dan één jaar. Na de afwijzing van het bezwaarschrift legde de vennootschap haar dossier voor aan de rechtbank van eerste aanleg te Bergen (Rb. Bergen, 6 december 2012).
De rechtbank wees het administratieve standpunt af. Er is volgens de rechtbank geen enkele reden om af te wijken van de forfaitaire berekeningswijze zoals geformuleerd in artikel 18 KB WIB 92. Het forfaitaire raming van dit voordeel steunt immers op een marktrente die jaarlijks wordt vastgesteld, verwijzende naar een parlementaire vraag uit 2009 (Vr. & Antw., Kamer, 2008-2009, nr. 050, 194-195). Behoudens het feit dat de situatie in geval van een creditstand op een rekening-courant omgekeerd is, blijven de overige elementen ongewijzigd. Het voordeel dat voortvloeit uit een debetstand rekening-courant wordt weliswaar forfaitair geraamd, maar wordt wel berekend tegen de werkelijke waarde in hoofde van de begunstigde. Behoudens het feit dat de herkwalificatie van interesten in dividenden betrekking heeft op een situatie waarbij een bedrijfsleider een voorschot aan zijn vennootschap toestaat, blijven alle andere elementen ongewijzigd ten aanzien van de situatie waarbij de vennootschap een voorschot toestaat. De rechter voegt er nog aan toe dat in de schoot van een onderneming een creditstand rekening-courant economisch gezien gelijk is aan een debetsaldo. Als gevolg daarvan moet wat voor het ene geldt, ook voor het andere gelden.
De vraag naar de toe te rekenen interesten op een creditstand rekening-courant heeft de laatste jaren heel wat stof doen opwaaien.
Er is verder bijzonder weinig rechtspraak over dit vraagstuk.
In 2010 besliste de rechtbank te Hasselt in dezelfde zin als het besproken vonnis in een gelijkaardige casus (Rb. Hasselt, 17 juni 2010). Een belastingplichtige had op zijn creditsaldorekening een rentevoet van 7,40 % toegepast, zijnde de rentevoet die de rentevoet was voor het berekenen van het voordeel van alle aard voor een niet-hypothecaire lening zonder vaste looptijd, terwijl de administratie slechts 4,40 % aanvaardde. De rechtbank wees de fiscus af door te stellen dat hij niet bewijst dat de door de vennootschap toegekende interest de marktrente overschrijdt. De rechter stelde dat de omstandigheden (lening zonder vaste looptijd en zonder enige waarborg) konden worden vergeleken met een kaskrediet. De gemiddelde rentevoet op kaskredieten bleek voor dat jaar nog hoger te liggen, namelijk 7,63 %, terwijl de wettelijke interestvoet in 2003 nog 7 % bedroeg.